Montage en demontage van de machine aan de achterste driepunt
van de tractor
5.2
Montage en aanpassing van de cardanas
5.2.1
Montage van de cardanas
5.2.2
Aanpassing van de cardanas bij de eerste aanbouw
Bij de eerste aanbouw andere cardanashelft op het
aftakasprofiel van de tractor steken, zonder de
cardanasdelen in elkaar te steken.
1. Door naast elkaar houden van de beide carda-
nasdelen controleren of een schuifprofielover-
lapping van de cardanasdelen zowel bij neer-
gelaten als ook bij opgetilde machine van mi-
nimaal 40% van LO is gewaarborgd.
2. In ingeschoven toestand mogen de cardanas-
delen niet tegen de vorken van de kruiskop-
peling stoten. Een veiligheidsafstand
van minimaal 10 mm moet aangehouden
worden.
3
Voor aanpassen van de lengte van de carda-
nashelften, de assen in de kortste positie naast
elkaar houden en aftekenen.
4. Binnenste en buitenste beschermpijp evenre-
dig inkorten.
5
Zaagsnede afronden en spanen zorgvuldig
verwijderen.
6. Schuifprofielen invetten en in elkaar schuiven.
7. Ketting zodanig inhangen, dat de cardanasbe-
scherming tijdens gebruik niet meedraait.
8. Alleen met volledig beveiligde aandrijving wer-
ken.
Cardanas met complete cardanas- en aanvullende
bescherming op de tractor en machine
toepassen. De beveiligingsinrichtingen direct ver-
vangen, zodra deze beschadigd zijn.
34
De ingaande as van de overbrenging aan de machine vooraf rei-
nigen en de cardanas altijd met vet op de ingangsas steken!
Cardanas bij de eerste aanbouw conform fig. 5.2.2 op de tractor
aanpassen. Omdat deze aanpassing alleen geldt voor dit tractor-
type, moet de aanpassing van de cardanas bij wisselen van het
tractortype worden gecontroleerd resp. herhaald.
GH HH BAF0005.4 06.21