De functies
Via de functies hebt u toegang tot een hele reeks gedetailleerde instrumentparameters
voor het stemmen, het instellen van het splitpunt en het aanpassen van de voices en
effecten. Bekijk de lijst met functies op de tegenoverliggende pagina. Er zijn in totaal
53 functieparameters.
Als u een functie vindt die u wilt instellen, selecteert u gewoon de weergavenaam van
de functie en past u de functie vervolgens naar wens aan.
Functies selecteren en instellen
1
Zoek de functie die u wilt instellen in de
lijst die begint op pagina 87.
2
Druk op de knop [FUNCTION].
3
Selecteer een functie.
Druk net zo vaak op de CATEGORY-knoppen
[r] en [f] tot de weergavenaam van de functie
in de display wordt weergegeven.
Functiecategorie
Vorig item
Waarde
86
Gebruikershandleiding
Volgend item
De
geselecteerde
functie
4
Stel met de draaiknop, de knoppen [+]
en [-] of de nummerknoppen [0] - [9] de
geselecteerde functie naar wens in.
Met de knoppen [+] en [-] kunt u instellingen van
het type ON/OFF maken: [+] = ON, [-] = OFF.
In sommige gevallen wordt met de knop [+] de
uitvoering van de geselecteerde functie gestart.
Met de knop [-] wordt de selectie ongedaan
gemaakt.
• De waarde
Gelijktijdig
met 1
indrukken om de
verlagen.
standaardinstelling
• OFF
terug te halen.
• Annuleren
Sommige functie-instellingen worden in het geheugen
opgeslagen zodra ze gewijzigd zijn. Raadpleeg 'De
back-upparameters' op pagina 64 voor informatie over
de functie-instellingen die op het instrument worden
opgeslagen.
Als u alle standaardinstellingen wilt herstellen, moet u
de procedure 'Back-up wissen' uitvoeren (zie
'Initialisatie' op pagina 64).
Rechtstreekse
numerieke
invoer.
• De waarde
met 1
verhogen.
• ON
• Uitvoeren