9. Systemen voor vultoepassingen
Omschrijving (zie ook pag.
50
De pomp wordt geregeld door het vloeistofniveau in de vultank.
•
De elektrode, pos. 1, is de referentie-elektrode.
•
De elektrode, pos. 2, schakelt de pomp in.
•
De elektrode, pos. 3, schakelt de pomp uit. Het is mogelijk een
uitschakelvertraging in te stellen, waardoor het uitschakelen
van de pomp vertraagd wordt.
•
De vlotterschakelaar, pos. 4, activeert de storing hoogniveau.
•
De handmatige aan-/uitschakelaar, pos. 5, schakelt de pomp
uit indien de schakelaar op "uit" wordt gezet.
Waarschuwing
Alvorens werkzaamheden aan pompen te beginnen,
welke gebruikt worden voor het verpompen van
vloeistoffen, waarvan mag worden aangenomen dat
zij schadelijk zijn voor de gezondheid, dient een
grondige reinigingen en/of ventilatie plaats te vinden
van de pomp, put, enz., in overeenstemming met de
locale richtlijnen.
Alvorens aansluitingen in de LC 108 te maken, of
werkzaamheden te verrichten aan de pomp, put, etc,
moet zeker gesteld zijn dat de elektrische voeding is
uitgeschakeld, en niet per ongeluk ingeschakeld kan
worden.
9.1 Elektrische aansluiting
Vultoepassing, pag.
50
en 51.
Waarschuwing
Voordat er aan het systeem gewerkt gaat worden,
dient de voedingsspanning uitgeschakeld te worden
en de netschakelaar in positie 0 vastgezet te worden.
Alle externe spanningsbronnen die op het systeem
zijn aangesloten, moeten worden uitgeschakeld
voordat er aan de werkzaamheden wordt begonnen.
Afb.
11
op pag. 50.
De afbeeldingen tonen alle benodigde elektrische aansluitingen
voor de LC 108 t.b.v. directe aanloop, vultoepassing.
Afb.
12
op pag. 51.
De afbeelding toont alle benodigde elektrische aansluitingen voor
de LC 108 t.b.v. ster-driehoek aanloop, vultoepassing.
Waarschuwing
De LC 108 dient aangesloten te worden in overeen-
stemming met de regels en normen voor de
bedoelde toepassing.
De bedrijfsspanning en de frequentie staan op de typeplaat van
de regelaar weergegeven. Controleer dat de regelaar geschikt is
voor de netspanning waarop deze wordt toegepast.
Alle kabels en draden moeten via de Pg kabeldoorvoerwartels en
doorvoeren (IP65) aangesloten worden.
De maximale voorzekering staat op de typeplaat van de regelaar
weergegeven.
Indien de locale regelgeving dit vereist, dient een externe werk-
schakelaar gemonteerd te worden.
Indien de PTC-weerstand/thermisch contact van de
motor is aangesloten, dient de in de fabriek
Voorzichtig
geplaatste draadbrug verwijderd te worden (aansluit-
klemmen T11-T21).
Op de 1-fase motoren dient een externe bedrijfscondensator te
worden aangesloten, en in bepaalde gevallen eveneens een
startcondensator. Overige details kunnen in de installatie- en
bedieningsinstructies van de desbetreffende pomp gevonden
worden.
of 51):
Waarschuwing
Vlotterschakelaars of elektroden welke in een explo-
siegevaarlijke omgeving worden gemonteerd moeten
via een EEx barrière worden aangesloten, b.v.
Grundfos nummer 96440300. De EEx barrière mag
niet in de explosiegevaarlijke ruimte geplaatst wor-
den.
Installaties welke in een explosiegevaarlijke omge-
ving worden toegepast, dienen elk voor zich goedge-
keurd te zijn voor deze toepassing. Bovendien moe-
ten de kabels in de explosiegevaarlijke omgeving
aangebracht worden in overeenstemming met de
locale richtlijnen.
Het motor-/pomphuis mag niet als referentie-elek-
Voorzichtig
trode gebruikt worden.
De drukschakelaar, pos. 5, dient te worden aangesloten als een
NC contact.
Verklaring van de symbolen in afb.
op pag. 51:
Pos. Omschrijving
1
Referentie-elektrode.*
2
Elektrode voor het inschakelen van de pomp.*
3
Elektrode voor het uitschakelen van de pomp.*
4
Vlotterschakelaar voor storing hoogniveau.
Handmatige aan-/uitschakelaar
5
(of andere externe ingang).
* In plaats van elektroden kunnen ook vlotterschakelaars
geplaatst worden op de aansluitklemmen: 11-12 en 21-22.
9.2 Instelling
Vultoepassing, pag.
50
en 51.
Het CU 211 moduul bezit een 10-polige DIP-schakelaar in de
rechteronderhoek, zie afb. 22.
De voeding van de regelaar dient, tijdens het instel-
len van de DIP-schakelaars, uitgeschakeld te zijn,
Voorzichtig
om een correcte configuratie na het inschakelen
zeker te stellen.
De instellingen van de DIP-schakelaars bieden de volgende
mogelijkheden:
•
keuze van de inschakelvertraging en automatische testrun
(schakelaar 4),
•
instellen van de uitschakelvertraging (schakelaar 5, 6 en 7),
•
keuze voor automatisch-reset storing (schakelaar 9),
•
keuze voor automatisch herinschakelen (schakelaar 10).
Afb. 22
11
op pag.
50
en afb.
12
Klem-
nummer
11
12
22
31-32
41-42
29