nl Montagehandleiding
¡ Het apparaat mag alleen met de meegeleverde aan-
sluitkabel worden aangesloten.
¡ De aansluitkabel moet op de achterzijde worden in-
gestoken tot een klik hoorbaar is. Een 3 m lange
aansluitkabel is bij de service verkrijgbaar.
¡ De aansluitkabel mag alleen worden vervangen
door een originele kabel. Die is bij de service ver-
krijgbaar.
¡ De bescherming tegen aanraking dient door de in-
bouw te zijn gewaarborgd.
¡ Wanneer het display van het apparaat donker blijft,
dan is het verkeerd aangesloten. Scheid het appa-
raat van het net, controleer de aansluiting.
Apparaat met geaarde stekker elektrisch
aansluiten
Opmerking: Het apparaat mag alleen op een geaarde
contactdoos worden aangesloten die volgens de voor-
schriften is geïnstalleerd.
▶
Steek de stekker in het stopcontact met randaarde.
Wanneer het apparaat is ingebouwd, moet de nets-
tekker van de netaansluitkabel vrij toegankelijk zijn,
of wanneer vrije toegang niet mogelijk is, moet in de
vast geplaatste elektrische installatie een schei-
dingsinrichting volgens de installatievoorschriften
zijn ingebouwd.
Apparaat zonder geaarde stekker elektrisch
aansluiten
Opmerking: Het apparaat mag alleen door geschoold
personeel worden aangesloten. Bij schade door een
verkeerde aansluiting kunt u geen aanspraak maken
op garantie.
In de vast geplaatste elektrische installatie moet een
scheidingsinrichting volgens de installatievoorschriften
zijn ingebouwd.
1.
Fase- en neutraal- ("nul-") leider in het stopcontact
identificeren.
Bij een verkeerde aansluiting kan het apparaat wor-
den beschadigd.
2.
Volgens het aansluitschema aansluiten.
Zie voor de spanning het typeplaatje.
3.
De aders van de elektrische aansluitleiding dienen
overeenkomstig de kleurcodering te worden aange-
sloten:
groen-geel = aarddraad
‒
blauw = neutraal- ("nul-") leiding
‒
bruin = fase (buitendraad)
‒
32.9 Wateraansluiting
Om het apparaat op de wateraansluiting te kunnen
aansluiten, dient u deze aanwijzingen in acht te nemen.
¡ Het apparaat is beveiligd tegen terugzuigen.
¡ Houd de voorschriften van het lokale waterbedrijf in
acht.
Apparaat op de wateraansluiting aansluiten
Opmerking:
Het apparaat mag alleen op een koudwateraansluiting
worden aangesloten die aan de volgende voorwaarden
voldoet:
¡ Aansluiting ¾" (26,4 mm)
¡ Waterdruk 0,2 - 1 MPa (2 - 10 bar)
¡ Max. dimensioneringswateroverdruk 1 MPa (10 bar)
¡ min. 10 liter/minuut
58
Vereisten
¡ De wateraansluiting voor de toevoerslang mag niet
direct achter het apparaat liggen en moet altijd toe-
gankelijk zijn.
¡ De wateraansluiting moet 150 mm lager liggen dan
de bovenkant van het apparaat.
1.
Bovenste transportbeveiliging verwijderen.
2.
Toevoerslang uit de slangklemmen
terkant van het apparaat nemen.
3.
Toevoerslang binnen de verlaging
4.
Slangklemmen
openen en toevoerslang weer
aanbrengen.
5.
Toevoerslang met aansluithaak op de huisaanslui-
ting monteren.
Kunststof wartelmoer alleen met de hand vastdraai-
en.
Toevoerslang niet trekbelasten, inklemmen, knellen
of te sterk buigen.
Bij onvoldoende slanglengte kan een slangverlen-
ging worden gebruikt. Een slangverlenging van 2 m
is via de klantenservice verkrijgbaar.
6.
Wateraansluiting op dichtheid controleren.
Bij een lek het water direct opnieuw afsluiten en de
verbinding aandraaien.
aan de ach-
omlaag leiden.