Invacare® Storm®⁴-serie
LET OP!
Risico op uit het mobiliteitshulpmiddel vallen
en schade aan het mobiliteitshulpmiddel, zoals
gebroken zwenkwieltjes
– Vermijd obstakels die hoger zijn dan de
maximaal hanteerbare hoogte van een obstakel.
– Voorkom dat de voetsteun/beensteun de grond
raakt wanneer u een obstakel af rijdt.
– Als u niet zeker weet of u over een obstakel
kunt rijden, zoek dan indien mogelijk een
andere locatie waar dit wel mogelijk is.
6.5.3 De juiste manier om obstakels te nemen
De volgende instructies voor het nemen van
obstakels gelden ook voor begeleiders als
het mobiliteitshulpmiddel is voorzien van een
bedieningskastmodule voor een begeleider.
Fig. 6-4 Goed
106
Fig. 6-5 Fout
Oprijden
1. Nader het obstakel of de stoeprand langzaam, frontaal
en in een rechte hoek.
2. Afhankelijk van het type achterwiel stopt u in een van
de volgende posities:
a. In het geval van centraal aangedreven
mobiliteitshulpmiddelen: 5 tot 10 cm voor
het obstakel.
b. In het geval van alle andere aandrijvingen: circa 30
tot 50 cm voor het obstakel.
3. Controleer de positie van de voorwielen. Deze moeten
in de rijrichting staan en in een rechte hoek ten opzichte
van het obstakel.
4. Nader het obstakel langzaam met een constante snelheid
totdat ook de achterwielen het obstakel gepasseerd zijn.
Obstakels oprijden met een stoepklimmer
1. Nader het obstakel of de stoeprand langzaam, frontaal
en in een rechte hoek.
2. Stop in de volgende positie: 30 tot 50 cm voor het
obstakel.
3. Controleer de positie van de voorwielen. Deze moeten
in de rijrichting staan en in een rechte hoek ten opzichte
van het obstakel.
4. Nader het obstakel nu op volle snelheid, totdat de
stoepklimmer contact maakt met het obstakel. Door de
vaart worden de beide voorwielen over het obstakel
getild.
5. Houd een constante snelheid aan totdat ook de
achterwielen het obstakel gepasseerd zijn.
1529700-AA