Gebruik
Rijden met de trekker
Veiligheidsrichtlijnen voor het rijden met een trekker
Bestuurder moet zich tijdens het rijden binnen
het bedrijf aan de normale verkeersregels
houden. De rijsnelheden moeten worden
aangepast aan de rijomstandigheden.
Daarom dienen de bestuurders langzaam te
rijden:
• In bochten
• Door smalle doorgangen
• Door klapdeuren
• Op onoverzichtelijke plaatsen
• Op een oneffen ondergrond
Bestuurders moeten altijd een veilige remaf-
stand tot voertuigen en personen bewaren. Zij
moeten altijd ervoor zorgen dat zij de trekker
onder controle hebben. Zij dienen het plotse-
ling remmen, het snel nemen van bochten van
180° en het inhalen van andere voertuigen
op gevaarlijke of onoverzichtelijke plaatsen te
voorkomen.
• Deze trekker is niet ontworpen voor het
transporteren van personen.
• Bestuurders moeten altijd binnen de con-
touren van de trekker blijven.
• Blijf binnen de veiligheidszone (het door de
fabrikant vastgestelde werkgebied).
• Zorg ervoor dat de trekker stabiel is en
overschrijd niet het maximale vermogen
van de trekker.
Maak een testrit op open terrein.
Het wordt ontraden om een telefoon, MP3-
speler of enig ander elektrisch apparaat te
gebruiken. Zij kunnen de concentratie van
de bestuurder verminderen en de aandacht
afleiden van zijn/haar omgeving.
OPMERKING
Bestuurders dienen goed passende veilig-
heidsschoenen te dragen om geheel veilig te
kunnen remmen en rijden.
Voordat u de trekker gebruikt, is het belangrijk
om de werkomgeving te controleren. Dit kan
gebeuren in de vorm van een visuele controle.
Er mogen geen tekenen van het lekken van
vloeistoffen onder de trekker zijn.
Het batterijcompartiment moet goed zijn
gesloten en alle extra apparatuur moet goed
zijn bevestigd.
1191 801 15 59 [NL]
Rijden met de trekker
4
51