•
Gebruik geen etikettenvellen met glad rugmateriaal.
•
Plaats geen etikettenvellen waarop een aantal etiketten ontbreekt. Dit kan ertoe leiden dat etiketten losraken
tijdens het afdrukken, waardoor de vellen kunnen vastlopen en de kleefstof de printer en de cartridge kan
vervuilen. Hierdoor kan de garantie voor de printer en de cartridge vervallen.
•
Gebruik etiketten die bij blootstelling aan temperaturen van 210 °C niet vastplakken, omkrullen of kreuken en bij
deze temperaturen geen gevaarlijke stoffen afgeven.
•
Druk niet af binnen 1 mm vanaf de rand van het etiket, vanaf de perforaties of tussen de snijranden van de
etiketten.
•
Gebruik geen etikettenvellen die lijm bevatten aan de rand van de vellen. Gebruik bij voorkeur vellen waarop de
lijm gericht is aangebracht op minstens 1 mm vanaf de randen. De lijm kan in de printer terecht komen hetgeen
gevolgen kan hebben voor de garantie op de printer.
•
Als gericht aangebrachte lijm niet mogelijk is, moet u een strook van 3 mm verwijderen van de voorste (bovenste)
rand en moet u lijm gebruiken die niet lekt.
•
Verwijder een strook van 3 mm van de voorste strip vanaf de voorrand om te voorkomen dat etiketten loslaten in
de printer.
•
Druk bij voorkeur af in de afdrukstand Staand, vooral bij het afdrukken van streepjescodes.
•
Gebruik geen etiketten waarvan de lijm aan de oppervlakte ligt.
•
Gebruik geen vinyletiketten.
Raadpleeg de Card Stock & Label Guide (alleen Engelstalig) voor meer informatie over het afdrukken, de kenmerken en
het ontwerp van etiketten. U vindt deze publicatie op de website van Lexmark, op www.lexmark.com/publications.
Karton
Karton bestaat uit één laag en heeft een groot aantal eigenschappen. De vochtigheidsgraad, dikte en structuur kunnen
grote invloed hebben op de afdrukkwaliteit. Zie Welke soorten afdrukmateriaal kunnen worden geplaatst? op
pagina 10 voor informatie over de geschiktste combinatie van gewicht en vezelrichting voor afdrukmateriaal.
Maak altijd eerst enkele proefafdrukken voordat u grote hoeveelheden karton aanschaft.
U drukt als volgt af op karton:
•
U kunt alleen op karton afdrukken wanneer u dit in de handmatige invoer plaatst.
•
Stel het menu-item Papiersoort in het menu Papier in op Karton via het bedieningspaneel, het
printerstuurprogramma of MarkVision Professional. Stel het Papiergewicht in op Gewicht karton en selecteer
Normaal of Zwaar als waarde. Stel dit in via het bedieningspaneel, het printerstuurprogramma of MarkVision
Professional. Gebruik Zwaar voor karton dat zwaarder is dan 163 g/m
•
Houd er rekening mee dat voorbedrukte gedeelten, perforaties en kreukels de afdrukkwaliteit negatief kunnen
beïnvloeden en problemen kunnen veroorzaken bij de verwerking of de doorvoer van het afdrukmateriaal.
•
Gebruik geen karton dat bij verhitting gevaarlijke stoffen afgeeft.
•
Gebruik geen voorbedrukt karton waarbij chemische stoffen zijn gebruikt die de printer kunnen beschadigen.
Voorbedrukt materiaal kan tot gevolg hebben dat halfvloeibare en vluchtige stoffen in de printer terecht komen.
•
Gebruik bij voorkeur karton met de vezel in de breedterichting.
Richtlijnen voor afdrukmateriaal
Afdrukmateriaal selecteren
16
2
.