Transparanten kunnen automatisch worden ingevoerd vanuit de papierladen of handmatig vanuit de handmatige invoer.
Zie Welke soorten afdrukmateriaal kunnen worden geplaatst? op pagina 10 voor informatie over transparanten en
invoerladen.
Wees voorzichtig als u met transparanten werkt. Vingerafdrukken op het oppervlak van een transparant leiden tot een
slechte afdrukkwaliteit.
Enveloppen
Maak altijd eerst enkele proefafdrukken voordat u grote hoeveelheden enveloppen aanschaft. Zie Papier in de
handmatige invoer plaatsen op pagina 24 voor informatie over het plaatsen van enveloppen.
U drukt als volgt af op enveloppen:
•
U bereikt de beste resultaten als u enveloppen van goede kwaliteit gebruikt die speciaal zijn ontworpen voor
laserprinters.
•
Stel de Papierbron in het menu Papier in op basis van de bron die u gebruikt, stel de Papiersoort in op Envelop en
selecteer het juiste formaat envelop via het bedieningspaneel, het printerstuurprogramma of MarkVision
Professional.
•
Het beste resultaat bereikt u met enveloppen die zijn gemaakt van papier met een gewicht van 75 g/m
handmatige invoer kunt u enveloppen gebruiken die zijn gemaakt van papier met een gewicht tot 105 g/m
mits het papier voor maximaal 25% uit katoen bestaat. Enveloppen met een katoengehalte van 100% mogen
niet zwaarder zijn dan 75 g/m
•
Gebruik alleen nieuwe, onbeschadigde enveloppen.
•
Voor de beste prestaties en een minimumaantal papierstoringen wordt u aangeraden geen enveloppen te
gebruiken die:
–
gemakkelijk krullen;
–
aan elkaar kleven of beschadigd zijn;
–
vensters, gaten, perforaties, uitsnijdingen of reliëf bevatten;
–
metalen klemmetjes, strikken of vouwklemmetjes bevatten;
–
zijn samengevouwen;
–
zijn voorzien van postzegels;
–
een (gedeeltelijk) onbedekte plakstrook hebben als de klepzijde is gesloten of is dichtgeplakt;
–
inkepingen of gebogen hoeken hebben;
–
een ruwe, geplooide of gelaagde afwerking hebben.
•
Gebruik alleen enveloppen die bij blootstelling aan temperaturen van 175 °C niet sluiten, omkrullen, kreuken of
gevaarlijke stoffen afscheiden. Raadpleeg de leverancier van de enveloppen als u niet zeker weet of deze geschikt
zijn.
•
Stel de breedtegeleider in op de breedte van de envelop.
•
Plaats nooit meer dan één envelop in de invoerlade.
•
Het is mogelijk dat de hoge temperatuur tijdens het afdrukken in combinatie met een hoge vochtigheid (meer dan
60%) ertoe leiden dat de enveloppen worden dichtgeplakt.
Etiketten
De printer kan afdrukken op de meeste soorten etiketten die speciaal zijn ontworpen voor laserprinters, behalve etiketten
van vinyl. Deze etiketten worden geleverd in vellen met het formaat Letter, A4 of Legal. De lijm, de voorzijde (bedrukbaar
materiaal) en de coatings moeten bestand zijn tegen temperaturen van 210 °C en een druk van 25 psi.
Maak altijd eerst enkele proefafdrukken voordat u grote hoeveelheden etiketten aanschaft.
U drukt als volgt af op etiketten:
•
Stel het menu-item Papiersoort in het menu Papier in op Etiketten. Stel de Papiersoort in via het
bedieningspaneel, het printerstuurprogramma of MarkVision Professional.
•
Plaats nooit etiketten samen met papier of transparanten in dezelfde invoerbron. Een combinatie van verschillend
afdrukmateriaal kan tot invoerproblemen leiden.
Richtlijnen voor afdrukmateriaal
2
.
Afdrukmateriaal selecteren
15
2
. In de
2
,