Meettechniek
Oscilloscoop
1. Haal met
Instellingen op.
2. Selecteer het tabblad >Trigger<.
3. Open onder Triggerniveau met
4. Selecteer >Manueel<.
5. Bevestig keuze met
.
De selectie wordt automatisch opgeslagen.
6. Stel met
het triggerniveau in.
Alternatief kan het triggerniveau worden ingesteld door te tikken op de signaalweergave.
10.1.5 Overige functies
10.1.5.1 Signaal kalibreren
Hieronder kan de signaallijn op de nullijn worden geplaatst. Hierdoor kunnen stoorspanningen en
meetbereiktoleranties worden vereffend.
Ga als volgt te werk om het signaal tijdens actieve meting te kalibreren:
1. Met
>
de kalibratie starten.
Signaal wordt gekalibreerd.
2. Met
een pagina teruggaan.
10.1.5.2 Signaal meten
Om signaal in functie Geleide meting te kunnen meten, moet de meting afgesloten zijn.
Hier kan het signaal worden gemeten. Hiertoe worden er 2 meetpunten bepaald en hun verschilwaarden berekend.
Ga als volgt te werk om het signaal tijdens actieve meting te meten:
1. Met
cursor-instellingen openen.
2. Met
cursor naar 1e meetpunt verplaatsen.
3. Met
signaalmeting starten.
1e meetpunt wordt gefixeerd. Linker waardevensters wisselen van weergave van de positiewaarden van het 1e
meetpunt naar weergave van de verschilwaarden van de beide meetpunten.
4. Met
cursor naar 2e meetpunt verplaatsen.
5. Lees in het linker waardevenster de verschilwaarden van de beide meetpunten.
6. Herhaal eventueel stappen 2 t/m 5 voor meer invoeren.
7. Met
een pagina teruggaan.
10.1.5.3 Waardevenster op 0 zetten
Met deze functie worden de hierna genoemde waardevensters tegelijkertijd op 0 gezet:
•
Minimum
•
Maximum
•
Piek-piek
Ga als volgt te werk om het waardevenster tijdens lopende meting op 0 te plaatsen:
1. Zet met
>
waardevenster op 0.
Geselecteerde waardevensters worden tegelijkertijd op 0 gezet.
116
de lijst.
mega macs 56