Type
Transparanten
• Gebruik alleen transparanten die bedoeld zijn voor
gebruik in laserprinters om schade aan de printer
te voorkomen.
• De te gebruiken transparanten moeten bestand zijn
tegen de fixeertemperatuur van het apparaat.
Raadpleeg de specificaties van uw apparaat voor
de fixeertemperatuur (zie pagina 11.1).
• Leg ze op een vlak oppervlak nadat u ze uit de
printer hebt gehaald.
• Laat transparanten niet te lang in de papierlade
liggen. Er kan zich dan stof en vuil op afzetten,
wat leidt tot vlekken bij het afdrukken.
• Let op dat u geen vingerafdrukken op de
transparanten maakt. Dit veroorzaakt vlekken
tijdens het afdrukken.
• Bescherm transparanten na het afdrukken tegen
langdurige blootstelling aan zonlicht om te
voorkomen dat ze gaan vervagen.
• Zorg dat de transparanten niet kreukelen, krullen
of gescheurde hoeken hebben.
Etiketten
• Gebruik alleen etiketten die bedoeld zijn voor
gebruik in laserprinters om schade aan de printer
te voorkomen.
• Bij de keuze van etiketten dient u rekening
te houden met de volgende factoren:
- Kleefstoffen: de kleefstof moet bestand zijn
tegen de fixeertemperatuur van de printer
van 180 °C.
- Schikking: gebruik uitsluitend etiketvellen
waarbij tussen de etiketten het rugvel niet
blootligt. Bij etiketvellen met ruimte tussen
de etiketten kunnen de etiketten loskomen van
het rugvel. Dit kan ernstige papierstoringen tot
gevolg hebben.
- Krul: voordat u afdrukt, moeten de etiketten plat
liggen met een krul van maximaal 13 mm in
eender welke richting.
- Toestand: gebruik geen etiketten die gekreukt
zijn, blaasjes vertonen of loskomen van
het rugvel.
• Let op dat er tussen de etiketten geen zelfklevend
materiaal blootligt. Blootliggende delen kunnen
ertoe leiden dat etiketten tijdens het afdrukken
loskomen, waardoor het papier kan vastlopen.
Blootliggende kleefstof kan de onderdelen van
de printer beschadigen.
• Voer een vel met etiketten niet meer dan één keer
door de printer. De zelfklevende achterzijde van
de etiketten is daar niet op berekend.
• Gebruik geen etiketten die loskomen van het
rugvel, blaasjes vertonen, gekreukt of anderszins
beschadigd zijn.
Richtlijnen
Type
Kaarten of
• Druk niet af op afdrukmateriaal dat minder dan
materiaal van
76 mm breed en 127 mm lang is.
afwijkende
• Stel de marges in de softwaretoepassing in op ten
grootte
minste 6,4 mm van de zijkanten van het
afdrukmateriaal.
Voorbedrukt
• Het briefhoofd moet gedrukt zijn met inkt die niet
papier
smelt, verdampt of schadelijke gassen vrijgeeft
wanneer hij 0,1 seconde lang blootgesteld wordt
aan de fixeertemperatuur van de printer.
Raadpleeg de specificaties van uw apparaat voor
de fixeertemperatuur (zie pagina 11.1).
• De inkt van het briefhoofd mag niet ontvlambaar
zijn en mag de printerrollen niet aantasten.
• Formulieren en papier met briefhoofd moeten in
een vochtbestendige verpakking worden bewaard
om aantasting tijdens de opslagperiode te
voorkomen.
• Voordat u voorbedrukt papier plaatst, zoals
formulieren of briefpapier, moet u controleren of
de inkt op het papier droog is. Natte inkt kan
tijdens het fixeerproces loskomen van het
voorbedrukte papier en de afdrukkwaliteit
verminderen.
Plaats het afdrukmateriaal dat u het meest gebruikt in lade 1. Lade 1 kan
maximaal 250 vellen gewoon papier van 75 g/m² bevatten.
U kunt een optionele lade kopen (lade 2) en deze onder de standaardlade
bevestigen om 250 extra vellen papier te plaatsen. Zie 7.1 voor
bestelinformatie over een optionele lade.
De papierniveau-indicator aan de voorzijde van lade 1 en optionele
lade 2 toont de resterende hoeveelheid papier in de lade. Als de lade
leeg is, staat de indicator helemaal onderaan.
5.4
<Afdrukmateriaal plaatsen>
Richtlijnen
Papier plaatsen
3250-033
Vol ▲
▲ Leeg