Probleem
Het onderwerp in
Het onderwerp is donker
het opgenomen
ten opzichte van de
beeld is te donker.
achtergrond.
Het onderwerp valt buiten
het bereik van de flitser.
Het ND-filter is ingesteld op
Aan.
Het onderwerp in
Het onderwerp is te dichtbij
het opgenomen
waardoor de flitser te fel is.
beeld is te helder.
Het onderwerp is erg licht
ten opzichte van de
achtergrond.
Het licht valt rechtstreeks
op een onderwerp of wordt
via het onderwerp
weerkaatst in de camera.
De flitser is op Aan
ingesteld.
Oorzaak
Oplossing
Stel de belichtingscompensatie in
op een positieve waarde (+).
Maak gebruik van
belichtingsvergrendeling of
spotmeting.
Zie De ingestelde belichting
vergrendelen (AE lock) (p. 105)
en Verschillende methoden
voor lichtmeting gebruiken
(p. 92).
Wanneer u de ingebouwde flitser
wilt gebruiken, moet u opnamen
maken op 70 cm tot 5 m afstand
van het onderwerp bij de
maximale groothoekinstelling en
op 70 cm tot 4 m afstand bij de
maximale telelensinstelling.
Gebruik een externe flitser met
een grote lichtsterkte.
Verhoog de ISO-waarde en maak
de opname.
Zie De ISO-waarde wijzigen
(p. 98).
Stel [ND-filter] in op [Uit].
Zie Het ND-filter gebruiken
(p. 120).
Pas de sterkte van de flitser aan
met behulp van de
belichtingscompensatie voor de
flitser (p. 109).
Stel de belichtingscompensatie in
op een negatieve waarde (–).
Maak gebruik van
belichtingsvergrendeling of
spotmeting.
Zie De ingestelde belichting
vergrendelen (AE lock) (p. 105)
en Verschillende methoden
voor lichtmeting gebruiken
(p. 92).
Stel [ND-filter] in op [Aan].
Zie Het ND-filter gebruiken
(p. 120).
Wijzig de opnamehoek.
Gebruik de automatische flitser of
schakel de flitser uit.
173