3
Beelden selecteren en afdrukken
Afzonderlijke beelden
Wanneer het afdruktype (p. 146) is
ingesteld op [Standaard] of [Beide],
selecteert u een beeld met het hoofdwiel
of met de pijl
multifunctionele knop U kunt het aantal
exemplaren instellen dat u wilt afdrukken
(maximaal 99) met de pijl
multifunctionele knop.
Wanneer het afdruktype (p. 146) is
ingesteld op [Index], selecteert u een
beeld met het hoofdwiel of met de pijl
of
op de multifunctionele knop en
plaatst of verwijdert u markeringen met
de pijl
of
knop. Bij gemarkeerde beelden verschijnt
een vinkje.
Op dezelfde wijze kunt u beelden selecteren in de indexweergave
(drie beelden). Druk op de knop
enkelvoudige weergave en indexweergave.
Alle beelden op een CF-kaart
Druk op de knop
schakelen naar de indexweergave
(drie beelden).
U kunt instellen dat van elk beeld een
exemplaar moet worden afgedrukt door
op de knop SET te drukken en vervolgens
[Markeer] te selecteren met de pijl
op de multifunctionele knop. Vervolgens
drukt u nogmaals op de knop SET.
Wanneer het afdruktype is ingesteld op
[Standaard] of [Beide], kunt u voor elk
beeld een verschillend aantal afdrukken
instellen. Wanneer [Index] is
geselecteerd, kunnen de
afdrukinstellingen worden verwijderd.
Lees stap 3 nogmaals voor instructies
over het wijzigen van de instellingen.
U kunt alle instellingen annuleren door
[Wis alles] te selecteren.
4
Druk op de knop MENU.
De selectiemodus wordt uitgeschakeld en het menu [Printopties]
wordt opnieuw weergegeven.
of
op de
of
op de multifunctionele
om over te
op de
om te schakelen tussen
of
Aantal
exemplaren
145