Ergonomie en comfort
Druk op de toets van het menu
Airconditioning om de pagina met de
bedieningstoetsen van het systeem weer te
geven.
1.
Temperatuurregeling
2.
Regeling luchtstroom
3.
Regeling luchtverdeling
4.
Airconditioning aan/uit
5.
Automatisch comfortprogramma aan/uit
56
6.
Maximale airco
7.
Toegang tot de tweede pagina
8.
Centrale regeling / gescheiden regeling
9.
Selectie van de instelling voor het
automatische comfortprogramma
(Langzaam / Normaal / Snel)
10. "AQS"-functie (Air Quality System)
(afhankelijk van de uitvoering)
11. Voorverwarming interieur (afhankelijk van de
uitvoering)
12. Automatisch programma Zicht
13. Luchtrecirculatie in het interieur
14. Systeem uitschakelen
Regeling temperatuur
De bestuurder en voorpassagier kunnen de
temperatuur afzonderlijk en naar eigen wens
instellen.
De weergegeven waarde heeft betrekking op
een bepaald comfortniveau en niet op een
exacte temperatuur.
► Druk op een van de toetsen 1 om de waarde
te verhogen (rood) of te verlagen (blauw).
Het is raadzaam het verschil tussen de
instellingen links en rechts niet meer dan 3°C te
laten bedragen.
Automatisch
comfortprogramma
Deze automatisch stand zorgt voor optimale
regeling van de temperatuur, luchtopbrengst en
luchtverdeling in het interieur, op basis van het
geselecteerde comfortniveau.
► Druk op toets 5 om de automatische stand
van het airconditioningssysteem in of uit te
schakelen.
Het lampje in de toets gaat branden als het
airconditioningssysteem automatisch werkt.
U kunt de intensiteit van het automatische
comfortprogramma wijzigen met de toets
OPTIES door een instelling te selecteren:
– Langzaam: voor een aangename en stille
werking door de luchtopbrengst te beperken.
– Normaal: voor het beste compromis tussen
een comfortabele temperatuur en een stille
werking (standaardinstelling).
– Snel: voor een stevige en doeltreffende
luchttoevoer.
Wanneer u de huidige instelling (aangegeven
door het desbetreffende lampje) wilt wijzigen,
druk dan meerdere keren op toets 9 totdat de
gewenste instelling wordt weergegeven:
De instellingen Normaal en Snel zijn het meest
comfortabel voor de achterpassagiers.
Deze instelling kan uitsluitend samen met de
automatische stand worden gebruikt. Maar
wanneer de stand AUTO wordt uitgeschakeld,
blijft het lampje voor de geselecteerde instelling
branden.
Als de instelling wordt gewijzigd terwijl de stand
AUTO is uitgeschakeld, wordt de stand AUTO
hierdoor niet ingeschakeld.