Rijden
Werkingsvoorwaarden
– Rijsnelheid tussen 65 en 180 km/u.
– Weg voorzien van een middenstreep.
– Stuurwiel met beide handen vastgehouden.
– Richtingaanwijzers niet ingeschakeld.
– ESP ingeschakeld en in werkende staat.
Het systeem assisteert de bestuurder
uitsluitend als de auto ongewild de
rijstrook dreigt te verlaten Het regelt niet het
aanhouden van een veilige afstand of het
aanhouden van een rijsnelheid, en het grijpt
ook niet in op het remsysteem van de auto.
De bestuurder moet altijd beide handen
aan het stuurwiel houden zodat hij kan
ingrijpen zodra het systeem dit niet meer
kan (bijvoorbeeld wanneer de middenstreep
ontbreekt).
Werking
Zodra het systeem herkent dat de auto op
het punt staat om ongewild een van de
gedetecteerde rijstrookmarkeringen of (berm)
Rijomstandigheden en bijbehorende waarschuwingen
Voor de weergave van alle benodigde informatie op het instrumentenpaneel moet u eerst de weergavemodus "RIJDEN" selecteren.
In de onderstaande tabel ziet u een beschrijving van de waarschuwingen en meldingen die in verschillende rijomstandigheden worden weergegeven.
Deze waarschuwingen worden niet opeenvolgend weergegeven.
144
randen van de weg te overschrijden, corrigeert
het systeem de koers van de auto totdat deze
weer netjes binnen de rijstrook rijdt.
De bestuurder kan bewegingen in het stuurwiel
voelen.
Dit lampje knippert gedurende de
koerscorrectie.
De bestuurder kan de correctie
verhinderen door het stuurwiel stevig
vast te houden (bijvoorbeeld bij een
uitwijkmanoeuvre).
De correctie wordt meteen onderbroken als
de richtingaanwijzers worden ingeschakeld.
Zolang de richtingaanwijzers zijn ingeschakeld
en gedurende enkele seconden nadat ze zijn
uitgeschakeld, beschouwt het systeem elke
afwijking van de koers als gewild en worden er
geen correcties uitgevoerd.
Maar als de dodehoekbewaking is ingeschakeld
en de bestuurder van rijstrook gaat wisselen
terwijl er een ander voertuig in de dode hoek
wordt gedetecteerd, voert het systeem ondanks
het inschakelen van de richtingaanwijzers toch
een koerscorrectie uit.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over het dodehoekbewaking.
Als het systeem detecteert dat de
bestuurder tijdens een automatische
correctie het stuurwiel niet voldoende stevig
vast heeft, onderbreekt het systeem deze
correctie. Er wordt een waarschuwing
geactiveerd om de bestuurder erop te
attenderen dat hij de controle over de auto
moet overnemen.