Rijden
Storing
Een systeemstoring wordt
aangegeven door branden van het
lampje Service en dit (oranje) symbool, in
combinatie met een waarschuwingsmelding en
een geluidssignaal.
Active Safety Brake
met Distance Alert
en intelligente
noodremassistentie
Lees de algemene adviezen over het gebruik
van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Dit systeem:
– waarschuwt de bestuurder wanneer er
een risico bestaat op een aanrijding met een
voorligger, een voetganger of, afhankelijk van de
uitvoering, een fietser.
– vermindert de snelheid van de auto om een
aanrijding te voorkomen of de zwaarte van de
aanrijding te beperken.
Het systeem houdt tevens rekening met
motorfietsen en dieren, maar dieren
kleiner dan 0,5 m en voorwerpen op de
rijbaan worden niet altijd gedetecteerd.
140
Dit systeem heeft drie functies:
– Distance Alert.
– Intelligente noodremassistentie.
– Active Safety Brake (automatisch
noodremsysteem).
De auto is voorzien van een multifunctionele
camera bovenaan de voorruit en, afhankelijk van
de uitvoering, een radar in de voorbumper.
Ondanks de aanwezigheid van dit
systeem moet de bestuurder waakzaam
blijven.
Dit systeem is ontwikkeld om de bestuurder te
ondersteunen en de veiligheid te verbeteren.
De bestuurder moet zelf altijd het verkeer
in de gaten blijven houden en zich aan de
verkeersregels houden.
Zodra het systeem een mogelijk obstakel
detecteert, wordt het remcircuit
voorbereid op een automatische remactie. Er
kan dan een zwak geluid hoorbaar zijn en
mogelijk lijkt de auto wat af te remmen.
Uitschakelen/Inschakelen
Standaard wordt het systeem automatisch
ingeschakeld als de motor wordt gestart.
Deze functie wordt ingesteld via het
touchscreenmenu Rijverlichting/Auto.
Het uitschakelen van het systeem wordt
aangegeven door het branden van dit
waarschuwingslampje in combinatie met de
weergave van een melding.
Werkingsvoorwaarden en
-beperkingen
ESC-systeem werkt goed.
ASR-systeem ingeschakeld.
Veiligheidsgordels bevestigd voor alle
passagiers.
Gestabiliseerde snelheid op een weg zonder
bochten.
In de volgende gevallen is het raadzaam
het systeem uit te schakelen via het
configuratiemenu van de auto:
– Trekken van een aanhanger.
– Bij lange voorwerpen op dakdragers.
– Bij gemonteerde sneeuwkettingen.
– Voordat de auto met draaiende motor in een
automatische wasstraat wordt gewassen.
– Voordat de auto op een rollenbank in een
werkplaats wordt getest.
– Als de auto met draaiende motor wordt
gesleept.
– Na een klap op de voorruit ter hoogte van de
detectiecamera.