Rijden
is gebracht, dan houdt het systeem de auto
op zijn plaats; de snelheidsregelaar wordt
onderbroken. De bestuurder moet het gaspedaal
intrappen om weg te rijden en vervolgens het
systeem opnieuw inschakelen door harder dan
2 km/h te rijden en toets 2, 3 of 4 in te drukken.
Wanneer een auto met een automatische
transmissie EAT8 door het systeem tot stilstand
is gebracht en de auto door de verkeerssituatie
niet binnen 3 seconden weer kan wegrijden, druk
dan op toets 4 of trap het gaspedaal in om weg
te rijden.
Als de bestuurder geen actie onderneemt nadat
de auto tot stilstand is gebracht, dan wordt de
elektrische parkeerrem automatisch na ongeveer
5 minuten aangetrokken.
De snelheidsregelaar blijft actief na het
schakelen, ongeacht het type
versnellingsbak.
Wanneer de bestuurder de
snelheidsregelaar weer probeert in te
schakelen nadat deze is onderbroken, dan
wordt de melding "Inschakelen geweigerd,
omstandigheden ongeschikt" kort
weergegeven zolang het niet mogelijk is om
de snelheidsregelaar weer in te schakelen
(niet voldaan aan de veiligheidsvoorwaarden).
134
De geprogrammeerde snelheid
wijzigen met de functie
snelheidslimietherkennings- en
snelheidsadviessysteem
► Druk op 5 om de op het instrumentenpaneel
voorgestelde snelheid te accepteren en druk
vervolgens nog een keer op de toets om te
bevestigen.
Om plotseling accelereren of decelereren
van de auto te voorkomen, is het
raadzaam een snelheid te selecteren die dicht
bij de actuele snelheid van uw auto ligt.
De afstand tot de voorligger wijzigen
► Druk op 6 om de drempelwaarden van
de afstandsinstelling ("Veraf", "Normaal" of
"Dichtb.") weer te geven en druk nog een
keer op de toets om een drempelwaarde te
selecteren.
Na enkele seconden wordt de instelling
geaccepteerd en in het geheugen opgeslagen bij
het afzetten van het contact.
Tijdelijk overschrijden van de ingestelde
snelheid
► Druk het gaspedaal volledig in. De
afstandsregeling en snelheidsregeling
worden uitgeschakeld zolang u gas geeft.
"Snelheidsregelaar onderbroken" wordt
weergegeven.
Uitschakelen van het systeem
► Draai rolknop 1 omhoog in de stand OFF.
Informatie op het
instrumentenpaneel
De volgende informatie wordt op het
instrumentenpaneel in de weergavemodus
"RIJDEN" weergegeven.
7.
Voertuig waargenomen door het systeem
(symbool vol)
8.
Snelheidsregelaar actief (kleur niet grijs)
9.
Ingestelde snelheid
10. Snelheid voorgesteld door het
snelheidslimietherkennings- en
snelheidsadviessysteem
11. Auto op zijn plaats gehouden (uitvoeringen
met een automatische transmissie)
12. Instelling afstand tot voorligger
13. Door het systeem gedetecteerde positie van
het voertuig