Rijden
Rijden op een overstroomde weg
Schakel het Stop & Start-systeem uit
wanneer u over een overstroomde weg moet
rijden.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
rijadviezen, met name over het rijden op
overstroomde wegen.
Werking
Belangrijkste voorwaarden voor gebruik
– De deur aan bestuurderszijde moet zijn
gesloten.
– De veiligheidsgordel van de bestuurder moet
zijn vastgemaakt.
– Het laadniveau van de accu moet voldoende
zijn.
– De temperatuur van de motor moet binnen het
nominale werkingsbereik liggen.
– De buitentemperatuur moet tussen 0 °C en 35
°C liggen.
De motor in standby zetten
(STOP-stand)
De motor wordt automatisch in standby gezet
als de bestuurder de intentie aangeeft te willen
stoppen.
– Bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak: als u bij een snelheid
lager dan 3 km/h de versnellingshendel
in de neutraalstand zet en vervolgens het
koppelingspedaal loslaat.
120
– Bij een automatische transmissie:
• als u bij een snelheid lager dan 20 km/h bij
BlueHDi uitvoeringen of lager dan 1 km/h bij
PureTech 180 en PureTech 225 uitvoeringen,
hard remt met de selectiehendel in de stand
D.
• bij stilstaande auto, wanneer u de
selectiehendel in de stand N zet.
Teller
Een teller houdt bij hoe lang standby tijdens een
traject is geactiveerd. De teller wordt elke keer
als u het contact aanzet weer op nul gezet.
Speciale gevallen:
De motor gaat niet naar stand-by als er niet aan
alle voorwaarden voor de werking is voldaan en
in de volgende gevallen:
– Steile helling (omhoog of omlaag).
– Als het draaien van de motor nodig is om het
interieur op een aangename temperatuur te
houden.
– De ontwaseming is ingeschakeld.
In deze gevallen knippert dit
controlelampje een paar seconden,
waarna het uit gaat.
Nadat de motor is gestart, is de
STOP-stand niet beschikbaar zolang de
auto nog geen snelheid van 8 km/h heeft
bereikt.
Tijdens parkeermanoeuvres werkt de
STOP-stand enkele seconden na het
schakelen uit de achteruitversnelling of het
draaien van het stuurwiel niet.
Motor opnieuw starten (stand START)
De motor wordt automatisch opnieuw gestart als
de bestuurder de intentie aangeeft weer weg te
willen rijden.
► Met een handgeschakelde
versnellingsbak, koppelingspedaal volledig
ingetrapt.
► als u, bij een automatische transmissie:
• Met de selectiehendel in de stand D of M,
het rempedaal niet ingetrapt.
• Met de selectiehendel in de stand N en
het rempedaal niet ingetrapt, met de
selectiehendel in de stand D of M.
• Met de selectiehendel in de stand P en het
rempedaal ingetrapt, met de selectiehendel
in de stand R, N, D of M.
• Achteruitversnelling ingeschakeld.
Bijzonderheden
De motor start automatisch opnieuw als opnieuw
aan de voorwaarden voor de werking is voldaan
en in de volgende gevallen.
– Bij een handgeschakelde versnellingsbak: als
de snelheid van de auto hoger wordt dan 4 km/h,
– Bij een automatische transmissie: als de stand
N is geselecteerd en de snelheid van de auto is
hoger dan 1 km/h,
In deze gevallen knippert dit lampje een
paar seconden, waarna het uitgaat.