10
10.4.1
Uitgangsgereedschap meten
Voor ieder gebruikt gereedschap moet u de positie van de snijkanten (voor X en/of
Z) bepalen ten opzichte van het machinecoördinatensysteem of het referentiepunt
van het werkstuk. Daartoe moet u eerst een gereedschap vastleggen waardoor
alle verdere parameters van de andere gereedschappen worden berekend. In het
voorbeeld wordt de nabewerkingsbeitel als uitgangsgereedschap gebruikt.
180
Aan de draaimachine de nabewerkingsbeitel in de
gereedschapshouder plaatsen
In de statusbalk op Gereedschappen tikken
De dialoog Gereedschappen wordt getoond
Op Nabewerkingsbeitel tikken
Op Bevestigen tikken
Het gereedschap nabewerkingsbeitel wordt getoond in de
statusbalk
Aan de draaimachine het spiltoerental op 1500 1/min instellen
In de statusbalk op Additionele functies tikken
Op GS-gegevens tikken
De dialoog Gereedschapsgegevens vastleggen wordt
geopend
Met de nabewerkingsbeitel het onafgewerkte werkstuk
benaderen en aanraken
Als een geschikte Z-waarde is bereikt, op Positie onthouden
tikken
Met de nabewerkingsbeitel vlakdraaien
Het gereedschap naar een veilige positie terugtrekken
In het invoerveld Z de waarde
Met de nabewerkingsbeitel het onafgewerkte werkstuk
benaderen
Als een geschikte X-waarde is bereikt, op Positie onthouden
tikken
Met de nabewerkingsbeitel een vertanding draaien op de
buitendiameter van het onafgewerkte werkstuk
Het gereedschap naar een veilige positie terugtrekken
Spil uitschakelen
Met een geschikt meetinstrument de gedraaide
buitendiameter meten
In het invoerveld X de gemeten waarde invoeren
In de wizard op Bevestigen tikken
De dialoog Gereedschap selecteren wordt getoond
Op Nabewerkingsbeitel tikken
In de wizard op Bevestigen tikken
De parameters worden in de gereedschapstabel
overgenomen
Draaien – Snelstart | Draaimachine instellen
invoeren
0
HEIDENHAIN | ND 7000 | Bedieningshandleiding | 05/2018