3
Controleer of de deksels van de cartridgehouders zijn gesloten.
4
Sluit de scannereenheid.
5
Druk op
.
Verwijder de inktcartridges uit de printer
1
Controleer of de printer is ingeschakeld.
2
Til de scannereenheid op.
3
Verwijder beide inktcartridges uit de printer.
4
Controleer of de deksels van de cartridgehouders zijn gesloten.
5
Sluit de scannereenheid.
6
Druk op
om de printer uit te zetten.
7
Trek de stekker van het netsnoer van de printer uit het stopcontact.
8
Steek de stekker van het netsnoer weer in het stopcontact.
9
Druk op
om de printer aan te zetten.
10
Plaats de inktcartridges terug in de printer. Zie voor meer informatie "Inktcartridges installeren" op pagina 139.
11
Sluit de scannereenheid.
12
Steek de stekker van het netsnoer in het stopcontact.
Problemen oplossen
197