Opmerking: in plaats daarvan kunt u een kleine druppel
contactvloeistof aanbrengen op de huid in het midden van de
bevestigingsring.
Opmerking: zorg dat de lijmstrook niet vochtig wordt!
Opmerking: zolang de sensor nog niet op de patiënt is aangebracht,
moet u proberen de meetplaats zo horizontaal mogelijk te houden,
zodat de contactvloeistof niet van de meetplaats afstroomt.
WAARSCHUWING: slik de contactgel niet in. Buiten
bereik van kinderen houden. Voorkom contact met ogen en
beschadigde huid. Niet gebruiken bij patiënten met allergische
reacties. Gebruik uitsluitend goedgekeurde SenTec-contactgel.
9. Houd de sensor bij zijn nek vast,
nader de MAR vanaf de flapkant (a) of
de MARe van een willekeurige kant (b)
en steek eerst de neus van de sensor in
de bevestigingsring. Druk dan lichtjes
omlaag op de nek. De veerspanning van
zacht
de bevestigingsring zal de sensor op
drukken
zijn plaats trekken met weinig of geen
!
druk op de huid. Draai de sensor in de
ring rond en druk de sensor voorzichtig
tegen de huid om de contactvloeistof te
verspreiden.
Opmerking: controleer of de sensor
gemakkelijk kan worden rondgedraaid;
is dat het geval, dan is de sensor goed
zacht
drukken
vastgeklikt.
b
!
10. Controleer de werking van de sensor! Zorg dat er geen
luchtgaten tussen de huid en de sensor aanwezig zijn.
Opmerking: een goed, hermetisch gesloten contact tussen de
sensor en de huid is essentieel voor TC monitoring!
WAARSCHUWING: zorg dat de sensor correct is
aangebracht. Onjuiste bevestiging van de sensor kan onjuiste
meetwaarden veroorzaken.
11. Draai de sensor in de beste stand. Bij plaatsing op het
voorhoofd/de wang moet de sensorkabel één keer rondom het oor
worden gewikkeld en moet de kabel vervolgens op de wang of
een andere toepasselijke plaats met tape worden vastgezet. Voor
andere bevestigingsplaatsen moet de kabel op een afstand van 5
tot 10 cm van de sensorkop op de huid worden getaped, zodat de
sensor zelf of de sensorkabel niet wordt belast.
5 – 10 cm
12. Controleer of de SDM de plaatsing van de sensor op de patiënt
heeft gedetecteerd, de monitoring start en of de geactiveerde
parameters zich stabiliseren. Verstel de aangebrachte sensor indien
nodig of verplaats deze.
Leg de sensorkabel goed aan
om verstrikking of wurging te
voorkomen en bevestig deze met
een kledingclip op een geschikte
plaats aan de kleding van de
patiënt of het beddenlaken.
Zorg dat de sensorkabel losjes
genoeg ligt zodat deze tijdens de
monitoring niet worden gerekt.
Druk voorzichtig op de sensor als
een definitieve controle.