PROBLEMEN MET DE MACHINE OPLOSSEN
Probleem
Het display op het
bedieningspaneel werkt niet.
Geen aandrijving, ondanks
dat het display op
bedieningspaneel werkt.
Een van de elektrische
onderdelen werkt niet.
Veegresultaat is
onbevredigend.
Stroomonderbreker van de
veegborstel blijft niet
ingeschakeld.
Stroomonderbreker van de
zijborstels blijft niet
ingeschakeld.
Stroomonderbreker van
zuiger blijft niet ingeschakeld.
Stroomonderbreker van
aandrijving blijft niet
ingeschakeld.
S12 331368 (9−05)
Oorzaak
NOOD UIT is niet ingeschakeld.
Hoofdschakelaar is niet
ingeschakeld.
Fout in elektrische bedrading.
Accu's leeg
Gaspedaal was ingetrapt bij
starten.
Stroomonderbreker 5 of 7, of
zekering 6 is defect.
Fout in elektrische aansluitingen.
Problemen in elektrische besturing
Stroomonderbreker is inactief.
Fout in elektrische aansluitingen.
Zijborstels of hoofdveegborstel
staan niet omlaag.
Zijborstels of hoofdborstel zijn
versleten.
Borstelafvoer verstopt door vuil.
Hoofdborstel werkt niet.
Te veel stofophoping.
Vacuümventilator werkt niet.
Filter is buitengewoon vuil.
Filter is niet correct geplaatst.
Hoofdborstel is verstopt met vuil,
draden, touwtjes, enz..
Zijborstels zijn verstopt met vuil,
draden of touwtjes.
Vacuümventilator kan niet vrij
bewegen.
Obstructie bij aangedreven wielen.
Oplossing
Draai de schakelaar NOOD UIT
tegen de klok in.
Draai de hoofdschakelaar en
controleer op correcte lading.
Controleer de stekkeraansluitingen.
Laad de accu's op.
Laat het gaspedaal los en start
opnieuw.
Reset de stroomonderbreker /
vervang de zekering.
Controleer de stekkeraansluitingen
en vergelijk deze met elkaar.
Laat de besturing controleren door
een bevoegd persoon.
Schakel de stroomonderbreker
weer in.
Controleer de stekkeraansluitingen
van het betreffende
systeemonderdeel: controleer met
name de veegborstel op obstructie
door lintjes, kabels en touwtjes.
Zet deze omlaag.
Stel deze af.
Controleer of het borstelpaneel
wordt gehinderd door opgehoopt
vuil.
Installeer de borstel correct.
Controleer of de motor draait.
Schakel de zijborstels uit, indien
nodig.
Controleer of de elektrische
onderdelen defect zijn.
Reinig het filter.
Controleer of het filter goed past.
Demonteer en reinig de borstel.
Controleer de zijborstels en
verwijder obstakels.
Controleer de ventilator en
verwijder eventuele obstructies.
Krik de veegmachine omhoog en
controleer de differentieelwerking
van de wielen en controleer op
ongehinderde draaiing.
19