De accu's bevinden zich onder het kantelbare
lichaam en onder het spatbord.
Als alleen de juiste LED op de geïntegreerde
accumeter
oplicht, laadt u de batterijen op
voordat u de machine opnieuw gebruikt. Zie erover
..... ACCUMULATOREN OPLADEN (10.6).
Bereid de locatie voor
–
Bevrijd de bouwplaats van alles wat het
werkproces zou kunnen belemmeren.
–
Zorg voor voldoende verlichting op het punt van
gebruik.
–
Zorg ervoor dat u voldoende zicht heeft op het
werkgebied en op elk moment bij alle benodigde
bedieningselementen
kunt
veiligheidsvoorzieningen
komen.
–
Zorg ervoor dat er geen onbevoegden in het
werkgebied zijn.
De machine mag niet worden gebruikt met losse,
beschadigde
of
versleten
onderdelen
bevestigingsmiddelen. Controleer de machine
voor elke werkopdracht op extern herkenbare
schade en defecten.
Controleer voordat u het apparaat inschakelt
–
Functie van de veiligheidsschakelaar
–
Functie van de gashendel/duimhendel
–
Positie van de richtingsschakelaar
–
Kabels en elektrische draden voor zichtbare
schade (defecte onderdelen en defecte isolatie
moeten worden vervangen)
–
Batterijbehuizing en connectoren ( moeten droog
zijn)
–
Staat van heffing van de accu's
–
Toestand van het kantellichaam en de
vergrendeling ervan
–
Staat van de banden
–
Functie van het huidige slot en het
verlichtingshulpstuk
–
Bedienspecifieke handvathoogte
16
10.2
INSCHAKELEN EN RIJDEN
1. De sleutel (7) staat in DE UIT-stand,
2.
Draai de sleutel om het apparaat met de klok
mee in te schakelen naar AAN.
AANDACHT!
De sleutel kan in geen van beide posities
worden verwijderd.
4. De machine is klaar voor gebruik.
van de laadtoestand van de batterijen lichten de
bijbehorende
LED's
batterijcapaciteitsindicator op
en
5. Bepaal de rijrichting. Door de richtingsschakelaar
(4) in de juiste positie te drukken, beweegt de
machine
vooruit
of
veiligheidsredenen is achteruitrijden alleen
halve snelheid toegestaan.
6. Met de knop (5) kan de snelheid van de machine
worden aangepast
en
7. Houd de rode veiligheidshendel (2) aan de
linkerhandgreep op de hendel ingedrukt .
8. Tijdens het rijden moet de bestuurder
handen aan de handgrepen vasthouden en de
machine tussen de sparren leiden
- door op links te drukken of naar rechts - de
rijrichting te voet.
9. Om te stoppen, laat u de gashendel / duimhendel
los (2) - de hendel keert automatisch terug naar
de startpositie. De machine remt en stopt.
In gevaarlijke situaties komt de machine onmiddellijk
tot stilstand door de bedieningselementen los te
laten.
D
Afhankelijk
van
de
(6).
achteruit.
Om
op
beide