Opbouw en functie
Transport en installatie
5.1.2
Koeling apparatuur
Gebrekkige ventilatie resulteert in vermindering van de capaciteit en schade aan het apparaat.
•
Omgevingsvoorwaarden in acht nehmen!
•
In- en uitlaatopening voor koellucht vrijhouden!
•
Minimumafstand van 0,5 m tot hindernissen respecteren!
5.1.3
Werkstukleiding, algemeen
Verbrandingsgevaar door onvakkundige lasstroomaansluiting!
Door niet-vergrendelde lasstroomstekkers (apparaataansluitingen) of vuil aan de
werkstukaansluiting (verf, corrosie) kunnen deze aansluitpunten en kabels heet worden
en bij aanraking brandwonden veroorzaken!
•
Controleer dagelijks de lasstroomaansluitingen en vergrendel eventuele niet-vergrendelde
aansluitingen.
•
Maak de werkstukaansluitplekken grondig schoon en zorg voor een veilige bevestiging! Ge-
bruik de constructiedelen van het werkstuk niet als retourleiding van de lasstroom!
5.1.4
Aanwijzingen voor het leggen van lasstroomleidingen
•
Onvakkundig gelegde lasstroomleidingen kunnen storingen (flakkeren) van de vlamboog veroorzaken!
•
Werkstukleiding en slangpakket van lasstroombronnen zonder HF-ontstekingsinrichting (MIG/MAG) zo
lang mogelijk, naast elkaar liggend, parallel leggen.
•
Werkstukleiding en slangpakket van lasstroombronnen met HF-ontstekingsinrichting (TIG) lang paral-
lel leggen met een onderlinge afstand van ong. 20 cm om HF-overslag te vermijden.
•
Over het algemeen moet een minimale afstand van ong. 20 cm of meer worden aangehouden ten
opzichte van leidingen van andere lasstroombronnen om wederzijdse invloeden te vermijden.
•
Kabellengtes in principe niet langer dan nodig is! Voor optimale lasresultaten max. 30 m. (werkstuklei-
ding + tussenpakket + toortskabel).
22
VOORZICHTIG
Afbeelding 5-1
099-005546-EW505
2.11.2022