1
Figuur 23
1. Olieaftapbuis
6. Plaats de olieaftapbuis op de aftapplug en laat de
maaimachine zakken (Fig. 23).
7. Til de rechterkant van de maaimachine omhoog zodat
de olie in de opvangbak kan lopen.
8. Laat de rechterkant van de maaimachine zakken.
9. Verwijder de olie uit de aftapbuis en draai de aftapplug
vast.
Belangrijk
Draai de aftapplug aan de zijkant niet te
vast; hierdoor kan het carterdeksel worden beschadigd.
Draai de aftapplug vast met een torsie van 23 Nm.
10. Voer de olie af voor verwerking of recycling, zoals dat
ter plaatse is voorgeschreven.
11. Vul het carter met verse olie tot het oliepeil de Full
(Voll) markering op de peilstok bereikt. Zie Carter
vullen met olie op blz. 8.
12. Neem eventueel gemorste olie op.
Onderhoud van het maaimes
Zorg ervoor dat u altijd met een scherp mes maait. Een
scherp mes snijdt het gras goed af zonder het te scheuren
of te kwetsen.
1. Stop de motor en wacht tot alle bewegende delen tot
stilstand gekomen zijn.
2. Verwijder de bougiekabel van de bougie (Fig. 8).
3. Tap de benzine af uit de brandstoftank. Zie Benzine
aftappen uit de brandstoftank en brandstoffilter
reinigen op blz. 23.
4. Kantel de maaimachine op zijn linkerkant (Fig. 24).
2
m-4354
2. Olieaftapplug aan zijkant
21
Figuur 24
1. Mes
2. Mesmoeren
Het mes controleren
Controleer voorzichtig het maaimes op scherpte en
slijtage, in het bijzonder daar waar het platte en het
gekromde deel samenkomen (Fig. 25A). Omdat het
metaal dat het platte en gekromde deel van het mes
verbindt kan wegslijten door zand en ander schurend
materiaal, moet u dit steeds controleren voordat u gaat
maaien. Als u een gleuf of slijtplek ziet (Fig. 25B en
25C), is het mes aan vervanging toe; zie hiervoor Het
maaimes verwijderen op blz. 22.
Figuur 25
1. Wiek
2. Platte deel van het mes
Opmerking: De beste resultaten krijgt u door voor het
maaiseizoen begint een nieuw mes te monteren. In de loop
van het jaar vijlt u dan kleine inkepingen of deuken weg,
zodat er een goede snijkant blijft.
m-796
3. Versneller
4. Anti-scalpeercup
1
1
2
1
3
4
270
3. Slijtage
4. Gevormde gleuf