Montage van de wielen
1. Plaats de band op een wielhelft en breng de lippen op
elke band in één lijn (Fig. 39).
2. Plaats het lager/naaf-stel in de middelste opening van
de wielhelft. Zorg ervoor dat de ondersteuningen van
de naaf zijn geplaatst op de flens van de opening
(Fig. 39).
3. Plaats de andere wielhelft op het lager/naaf-stel en
breng het wiel, de lippen van de banden en de
montage-openingen op één lijn (Fig. 39).
4. Zet de wielhelften niet te strak aan elkaar. Gebruik
hiervoor twee 1/4–20 x 1,50" volledig getapte bouten
en niet-borgende moeren. Draai de bouten in de
tegenoverliggende gaten (Fig. 39).
5. Controleer of alle onderdelen in één lijn staan en draai
de bouten vast. Draai de bouten afwisselend aan een
zijde vast ten behoeve van een gelijkmatige montage
totdat de wielhelften tegen elkaar zitten (Fig. 39).
6. Plaats de twee bouten en twee contramoeren, die u
eerder hebt verwijderd, in de overblijvende gaten in de
wielhelften en draai ze vast. Verwijder de 2 lange
bouten en vervang ze door 2 bouten en 2 borgmoeren
(Fig. 39).
7. Monteer het wiel weer op de draaiarm met de bouten,
het afstandstuk en een borgmoer. Zorg ervoor dat het
afstandstuk is geplaatst tussen de wielnaaf en de
draaiarm (Fig. 39).
Stalling
Om de maaimachine klaar te maken voor de stalling
buiten het maaiseizoen moeten de aanbevolen
onderhoudsprocedures worden uitgevoerd. Zie Onderhoud
op blz. 17.
Stal de maaimachine op een koele, schone en droge
plaats. Bedek de maaimachine zodat hij schoon en
beschermd blijft.
Brandstofsysteem
gebruiksklaar maken
Waarschuwing
Benzine kan bij langdurige opslag verdampen en
de benzinedampen kunnen ontploffen als zij in
contact komen met een open vuur.
Bewaar benzine niet voor langere tijd.
Parkeer de maaimachine nooit met benzine in
de brandstoftank of in de carburateur in een
afgesloten ruimte waar benzinedampen in
contact kunnen komen met een open vuur
(bijvoorbeeld een fornuis of een waakvlam van
een boiler).
Laat de motor afkoelen voordat u de maaier in
een afgesloten ruimte opbergt.
Maak de brandstoftank leeg de laatste keer dat u maait
voordat de maaimachine de stalling in gaat.
1. Laat de motor lopen totdat hij afslaat door gebrek aan
benzine.
2. Gebruik de starthulp en start de motor nogmaals.
3. Laat de motor lopen totdat hij afslaat door gebrek aan
benzine. Als de motor niet meer wil starten, is hij
voldoende droog.
Voorbereiden van de motor
1. Ververs de olie in het carter terwijl de motor nog warm
is. Zie Motorolie verversen op blz. 20.
2. Haal de bougie eruit (Fig. 8).
3. Voeg uit een olieblik ongeveer een eetlepel olie toe
aan het carter via het bougiegat.
4. Draai de motor langzaam een paar maal rond met
behulp van het startkoord, om de olie te verspreiden.
5. Monteer de bougie maar sluit de kabel niet aan op de
bougie.
27