Installatie-, gebruikers- en onderhoudshandleiding
8.4.5.
Instellen
Om de veiligheidsafslagklep in te stellen dienen de onderstaande stappen doorlopen te worden, zie
figuur 4 op blz.15.
Volledig uitdraaien: herpositioneren door 8 slagen in te draaien (binnenzeskant sleutel 4
•
mm).
Ongeveer 20 mm indraaien met meegeleverde sleutel. Zorg ervoor dat de
•
veiligheidsafslagklep gesloten is. In- en uitlaatafsluiter sluiten, uitlaatgedeelte na de
gasdrukregelaar drukloos maken met behulp van de inregelkraan. Inregelkraan sluiten.
Inlaatafsluiter langzaam openen. A ongeveer 8 slagen indraaien. Controleer de
veiligheidsafslagklep op afdichtende werking, door aflezing op de uitlaatdruk manometer.
Bedien D net zolang tot er een stabiele uitlaatdruk ontstaat, trek E rustig en rechtstandig uit
tot deze vergrendelt. Controleer de werking van de minimum drukbeveiliging als deze
aanwezig is:
Open de inregelkraan iets en draai A langzaam uit. De veiligheidsafslagklep hoort in
•
werking te treden bij een uitlaatdruk die ongeveer overeenkomt met de minimum waarde
vermeld op het identificatielabel. Draai A 4 slagen in, bedien D, en trek vervolgens E rustig
en rechtstandig uit tot deze vergrendelt. Open de inregelkraan iets en draai A in tot de
gewenste maximum beveiligingswaarde van de veiligheidsafslagklep, sluit hierna de
inregelkraan. Schroef B langzaam uit met de meegeleverde sleutel totdat de
veiligheidsafslagklep in werking treedt. Open de inregelkraan iets, draai A vier slagen terug,
sluit de inregelkraan, bedien D en trek vervolgens E rustig en rechtstandig uit tot deze
vergrendelt. Open de inregelkraan iets.
Controleer de maximum beveiligingswaarde van de veiligheidsafslagklep door A langzaam
•
in te draaien tot de veiligheidsafslagklep in werking treedt. Draai A vier slagen terug, bedien
D en trek vervolgens E rustig uit tot deze vergrendelt.
Herhaal deze handeling 2x ter controle van de reproduceerbaarheid van de maximum
•
drukbeveiliging.
Open de inregelkraan 1/8 slag en stel A in op de gewenste uitlaatdruk (p
•
inregelkraan langzaam en controleer de sluitdruk. Open de uitlaatafsluiter en stel zo nodig
met A de uitlaatdruk bij op de gewenste waarde. Borg A door de moer met een sleutel vast
te draaien
Plaats de zegeldoppen en beschermkappen van de stuurdrukregelaar en de
•
veiligheidsafslagklep.
Indien gewenst kunnen de instellingen A en F verzegeld worden.
DDO3000MHNL/03-2019/Rev.10
RS300S
). Sluit de
a
49