Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Voorinstellen; Werkwijze; Nastellen - Wigersma & Sikkema RS300S Installatie-, Gebruikers- En Onderhoudshandleiding

Gasdrukregelaar
Verberg thumbnails Zie ook voor RS300S:
Inhoudsopgave

Advertenties

Installatie-, gebruikers- en onderhoudshandleiding
6.1.

Voorinstellen

De voorinstelling van de stuurdrukregelaar (zie figuur 5 op blz.16) bestaat uit het in het nulpunt
stellen van de stuurdrukregelaar (door middel van item D).
Deze handelingen kunnen ook uitgevoerd worden als de stuurdrukregelaar gescheiden is van de
regelaar.
6.1.1.

Werkwijze:

Verwijder de verzegelkappen (A) en (B). Draai de instelling van de uitlaatdruk (C) er geheel uit.
Draai de bouten (C) los, verwijder de membraanbehuizing. Let op: verwijder het membraan
voorzichtig (de afdichtrand kan enigszins plakken). Nu is in het midden een pen (D) duidelijk
zichtbaar, deze pen is vergroot getekend. Draai met binnenzeskantsleutel 6 mm (E) toestroom (F)
uit tot deze blokkeert. Draai toestroom (F) 2¼ omwenteling in. Draai met de hand de borgmoer
enigszins vast. Bedien pen (D) met de vinger. In het midden van de slag zijn duidelijk twee "tikken"
(krachtovergangen) voelbaar (situatie 1). Draai toestroom (F) nu heel langzaam uit terwijl pen (D)
met de vinger tussen de twee "tikken" wordt bewogen. Tijdens het draaien (binnen ½ slag) zullen
deze "tikken" dichter bij elkaar gaan liggen.
Draai door tot de twee "tikken" één "tik" is geworden (situatie 2). De stuurdrukregelaar is nu
vooringesteld op het nulpunt. Zet de borgmoer, met de hand, nogmaals vast.
Monteer het membraan, monteer de membraanbehuizing en zet de bouten (C) vast (15 Nm) en
plaats de instelling van de uitlaatdruk (C).
Regelaars met een Pd groter dan 400 mbar kunnen zonder nastellen in bedrijf genomen worden.
Controleer de werking zoals aangegeven in paragraaf 6.3. Functiecontrole.
Als Pd kleiner is dan 400 mbar, behoort de stuurdrukregelaar nagesteld te worden voor optimale
prestaties.
6.2.

Nastellen

Sluit de uitlaatafsluiter. Neem de gasdrukregelaar vervolgens in bedrijf (zie hoofdstuk 5.
Gebruiksfase). In tegenstelling tot andere gasdrukregelaars kent de stuurdrukregelaar van de
RS300S gasdrukregelaar slechts één instelling waarbij de regeling optimaal is. Deze instelling ligt
binnen een gebied van ongeveer een kwartslag ten opzichte van het nulpunt. Wordt tijdens het
nastellen in dit gebied geen goede regeling verkregen, dan wijst dat op een mogelijk probleem
elders in de gasdrukregelaar (zie paragraaf 6.3. Functiecontrole).
6.2.1.
Werkwijze
Open de inregelkraan zodanig (b.v. ongeveer 1/8 slag) zodat de gasdrukregelaar weinig levert.
Stel de uitlaatdruk ongeveer af op de gewenste waarde Pd. Beoordeel de druk op de
wijzermanometer: als de druk periodiek varieert met een periodetijd van 0,1 tot 0,5 s (frequentie 2
tot 10 Hz) dan dient de stand van de inregelkraan iets gewijzigd te worden totdat de periodetijd
groter is dan 0,5 s. Bij een regelaar met een uitlaatdruk van lager dan 50 mbar, welke structureel
blijft pendelen c.q. zaagtanden), kan het nodig zijn om de gasdrukregelaar iets te dempen door
een 5 mm sleutel voor binnen zeskant tijdelijk in de ademopening van de stuurdrukregelaar te
steken.
Draai instelorgaan (F) een kwartslag in (borgmoer dient vast te blijven), de uitlaatdruk wordt
geregeld volgens curve 1 in figuur 4 op blz. 15. Draai instelorgaan (F) zeer langzaam uit (maximaal
een halve slag): de amplitude (top-top waarde) neemt af, de frequentie neemt af volgens curve 2 in
figuur 6 op blz.18, draai door tot de regeling stabiel wordt volgens curve 3 in figuur 6 op blz.18. Let
op: de laatste afstel verdraaiing dient altijd in de uit-richting plaats te vinden. Plaats na afstellen de
verzegelkap (B).
DDO3000MHNL/03-2019/Rev.10
RS300S
17

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave