Installatie-, gebruikers- en onderhoudshandleiding
7.2.
Controle na onderhoud
Na onderhoud dient de regelaar op functioneren gecontroleerd te worden.
In hoofdstuk 9. Eindcontrole RS300S na revisie worden de hieronder opgesomde controles
gedetailleerd beschreven.
Onderstaande stappen dienen doorlopen te worden:
Alle losgenomen aansluitingen op juistheid controleren.
•
Controle van alle bouten en moeren opdat deze correct aangedraaid zijn.
•
Nadat in- en uitlaatdruk in overeenstemming zijn de met regelaarspecificaties, de
•
inlaatafsluiter openen (zie ook hoofdstuk 5.1.
Alle deelnaden controleren op lekdichtheid.
•
Stuurdrukregelaar instellen op gewenste uitlaatdruk (zie pos A in figuur 4 op blz. 15).
•
Indien nodig de regelaar afregelen, opdat deze stabiel (zonder pendelen) levert (zie ook
•
paragraaf 6.2. Nastellen).
Controleer de sluitdruk.
•
Controleer de werking van de veiligheidsafslagklep, en stel deze zo nodig af op de
•
gewenste afslagwaarde.
Open de uitlaatafsluiter en controleer de werking van de regelaar op het net.
•
8.
Service en revisie
De gasdrukregelaar type RS300S bestaat uit drie hoofdsamenstellingen, te weten regelaar,
stuurdrukregelaar en veiligheidsafslagklep. Per samenstelling is in dit hoofdstuk aangeven welke
handelingen doorlopen moeten worden en welke onderdelen daarbij nodig zijn.
8.1.
Regelaar
Voor alle typen gelden de onderstaande voorschriften voor het samenstellen van de regelaar.
8.1.1.
Montage
Vet O-ringen (pos 21 en 27, zie figuur 9 op blz. 22) in met vet en plaats deze in de uitsparingen
van de membraanbak (13). Monteer de membraanbak (13) met cilinder (11), zonder rolmembraan
(28) met behulp van 4 moeren (24).
Plaats in het regelaarhuis de as met gemonteerde klep (3) zonder sluitveer en sluit deze op door
de as (3) in het lager (2A) van het ventieldeksel (2) te schuiven.
Ventieldeksel (2) zonder O-ring kruislings vastzetten.
DDO3000MHNL/03-2019/Rev.10
In gebruik nemen).
RS300S
21