THERmOSTATIScHE AIRcONdITIONINg
1
12
13
Wijzigen van de
ventilateursnelheid
Normaal zorgt het systeem automatisch
voor de juiste ventilateursnelheid om de
ingestelde temperatuur te bereiken en te
handhaven.
U kan altijd de ventilatiesnelheid verhogen of
verlagen door te drukken op de toetsen 12.
In dit geval, staat de ventilatiesnelheid, die
niet langer automatische wordt geregeld,
weergegeven in de zone A van het dis-
play 13.
(2/5)
2
3
4
A
10
9
Regeling van de temperatuur
Druk op een van de toetsen 1 of 6 voor het
verhogen of verlagen van de temperatuur
links 1 of rechts 6. Door langer dan 2 se-
condes te drukken op de toets 3 wordt de
temperatuur voor de passagier gelijk aan die
van de bestuurder.
bijzonderheid: ingesteld op de uiterste
waarden zorgt het systeem voor een maxi-
male productie van warme of koude lucht
(weergave "LO" en "HI" op het display 13).
Functie "helder zicht"
Druk op de toets 10, het ingebouwde contro-
lelampje brandt.
Met deze functie worden de voorruit, de zij-
ruiten voor, de achterruit en de buitenspie-
gels snel ontwasemd (afhankelijk van de
auto). Hierdoor worden automatisch de air-
conditioning en de achterruitverwarming in-
6
geschakeld.
Druk op de toets 9 om de werking van de
achterruitverwarming te stoppen, het inge-
bouwde controlelampje dooft.
U kunt de ventilatiesnelheid wijzigen: druk
op de toets 12.
Om deze functie te verlaten, drukt u:
– opnieuw op de toets 10,
– op een van de toetsen 2, 3 of 4.
Sommige toetsen hebben een inge-
bouwd controlelampje dat de staat van
de functie aangeeft.
3.7