CONTROLESYSTEEM BANDENSPANNING
Reservewiel
Het reservewiel, als uw auto daarmee is
uitgerust, heeft geen wielsensor. Als dit op
de auto is gemonteerd, verschijnt de bood-
schap "CONTROLEER WIELSENSOREN"
op het instrumentenpaneel.
Een plots verlies van bandenspanning
(klapband ...) kan mogelijk niet door het
systeem worden opgespoord.
(3/4)
Corrigeren van de
bandenspanning
De bandenspanning moet bij koude
banden worden gecorrigeerd (raadpleeg
de sticker op de zijkant van het bestuur-
dersportier).
Indien u de bandenspanning niet bij koude
banden kunt controleren, moet u de opge-
geven waarden met 0,2 tot 0,3 bar (3 PSI)
verhogen.
Verlaag nooit de spanning van een
warme band.
Vervangen van wielen/banden
Voor dit systeem zijn specifieke uitrustingen
nodig (wielen, sierdoppen).
Raadpleeg een merkdealer voor het vervan-
gen van de banden en om de geschikte ac-
cessoires voor het systeem te kennen die
beschikbaar zijn: het gebruik van enig ander
accessoire kan de goede werking van het
systeem belemmeren of een opname-ele-
ment beschadigen.
Spuitbussen voor
bandenreparatie en pompset
Vanwege de specifieke eigenschappen van
de ventielen, mag u alleen uitrustingen ge-
bruiken die door de merkdealer goedge-
keurd zijn.
4
Aanduiding
De controlelampjes 4 en 5 van het instru-
mentenpaneel geven storingen in de span-
ning aan (te weinig spanning, lekke band,
storing van het systeem enz.).
De betekenis van de controlelampjes, van
de signalen en boodschappen staat op de
volgende bladzijde.
5
2.19