AUTOMATISCHE OF CONTINU VARIABELE TRANSMISSIE
9
Stand handgeschakeld
De selecteurhendel in stand D, beweeg de
hendel naar links. Door de hendel even te
verplaatsen, kunt u handmatig de versnellin-
gen bedienen:
– naar achteren om terug te schakelen;
– naar voren om op te schakelen.
De ingeschakelde versnelling verschijnt op
het instrumentenpaneel.
Bij zeer koud weer kan het systeem het handmatig schakelen verbieden zolang de ver-
snellingsbak de juiste temperatuur nog niet heeft bereikt.
2.44
Een waarschuwingslampje 9 op het instru-
mentenpaneel geeft het beste moment aan
om naar een hogere + of lagere versnelling
- te schakelen, om het brandstofverbruik zo
laag mogelijk te houden.
Bijzondere gevallen
In sommige gevallen kiest (bv.: ter bescher-
ming van de motor, bij werking van het elek-
tronisch stabiliteitsprogramma ESP) de
transmissie tijdens het rijden toch automa-
tisch de juiste versnelling.
Ook kan, om verkeerde manoeuvres te
voorkomen, het schakelen door het systeem
geweigerd worden. In dit geval knippert de
aanduiding van de versnelling enkele secon-
des om u te waarschuwen.
(2/3)
Bijzondere omstandigheden
– Als door de helling van de weg of in
bochten de automatische werking niet
gehandhaafd kan worden (bijv.: in de
bergen), is het raadzaam om op hand-
matig schakelen over te gaan.
Hiermee kan veelvuldig schakelen op
een helling worden voorkomen en kan
worden afgeremd op de motor bij lange
afdalingen.
– Om bij koud weer te voorkomen dat de
motor afslaat, start u de motor en wacht u
enkele secondes voordat u de selecteur-
hendel verplaatst van stand P of N naar
stand D of R.
– Bij een auto zonder tractiecontrole is
het beter om, op een glad wegdek of bij
weinig grip, over te gaan op handmatig
schakelen en de tweede versnelling in te
schakelen voordat u wegrijdt, om te voor-
komen dat de wielen doorslippen.