3. Machine- en bedieningselementen
Transmissie
De motormaaier is uitgerust met een
tandwieltransmissie met 3 versnellingen
vooruit en 1 achteruit. De schakelplaat
voorkomt per ingeluk doorschakelen van
hoge versnelling vooruit (3de versnel-
ling) in de versnelling achteruit. De trans-
missie mag alleen geschakeld worden
wanneer de machine stilstaat (en dus
ontkoppeld is)!
Versnelling
De versnellingen 1–2–3 en R worden
met de schakelstang (B/4) geschakeld.
Tussen de versnellingen bevindt zich
steeds een stand neutraal.
De versnelling die op dat moment
geschakeld is kan van de schakelplaat
met behulp van de stift aan de scha-
kelstang worden afgelezen (afb. E).
Maaiaandrijving
(aftakasaandrijving)
De maaimesaandrijving gebeurt met de
zwenkarmmaaiaandrijving, via de aftak-
as aan de basismachine.
Aftakasschakeling
Het maaidrijfwerk of het aftakasaange-
dreven werktuig wordt met de schakel-
stang (B/2) in- en uitgeschakeld.
Schakelstang naar voren geschoven
= uitgeschakeld;
Schakelstang naar achteren getrok-
ken = ingeschakeld.
Schakel alleen wanneer de machine
stilstaat (ontkoppeld is).
De ingeschakelde versnelling kan
worden afgelezen van de teller op de
schakelstang, op het schakelbeeld van
de stuurbekleding (afb. F).
18
E
F
Motormaaier 3600 BM
Uitgave 03.96