Proeflapje
66
3-draads superstretch/2-draads randlus
Bij een gelijkmatig steekbeeld maakt de grijperdraad (rood) lussen om de snijrand.
De naalddraden (groen/geel) zijn aan de bovenkant van de steek als rechte lijnen en aan de onderkant van
de steek als punten zichtbaar.
De elasticiteit van de 3-draads superstretch kan worden verhoogd door een kleinere steeklengte in te
stellen of door de spanning van de naalddraad te verlagen, afhankelijk van materiaal en toepassing.
Steekbeeld
Grijperdraad maakt een te losse lus om de
stofrand.
Grijperdraad maakt een te strakke lus om de
stofrand.
Naalddraad maakt lussen aan de onderkant
van de stof.
Stofrand vormt tunnel of rolt op.
Naad rimpelt.
Tab. 3: Steek optimaliseren: 3-draads superstretch/2-draads randlus
Oplossing
> Verhoog de spanning van de draad van de
ondergrijper (rood).
> Verlaag de waarde van de mtc-draadcontrole.
> Verlaag de spanning van de draad van de
ondergrijper (rood).
> Verhoog de waarde van de mtc-draadcontrole.
> Stel een kleinere snijbreedte «CW» in.
> Controleer of de rolzoomhendel op positie «N»
staat.
> Verhoog de spanning van de naalddraad (geel,
groen).
> Verlaag de spanning van de draad van de
ondergrijper (rood).
> Verlaag de spanning van de draden van de
ondergrijper (rood).
> Verhoog de waarde van de mtc-draadcontrole.
> Stel een kleinere snijbreedte «CW» in.
> Controleer of de rolzoomhendel op positie «N»
staat.
> Verlaag de spanning van de draad van de
linkernaald (geel).
> Verlaag de spanning van de draad van de
rechternaald (groen).
> Stel het differentieeltransport in op een waarde
tussen 1 en 0,6 (rekken).
> Stel een kleinere steeklengte «SL» in.
2023-06 NL 5040064.10A.05