Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Montage Op Ronde Kolommen/ Inbouw/ Opbouw; Montage Van De Centrale En Relaismodules - MSA MPS Gebruikershandleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

2.2.3.2 Montage op ronde kolommen/ inbouw/ opbouw

De behuizing kan op vlakke en ronde kolommen (>
kunnen tot in de behuizing doorlopen om de kabels beter tegen vandalisme te beschermen. Bij
ronde palen moet de buis vlak op de muur gemonteerd worden. Bij vlakke muur is het niet nodig,
maar i.v.m. vandalisme vaak beter. Aan de bovenzijde kunnen 2 buizen ingevoerd worden voor
ingaande en uitgaande voeding / data. Als beide kabels door één buis kunnen, moet de
linkerkant worden gebruikt, om zo de doorvoer naar de LPG detector in één lijn te laten verlopen.
Bij de rechter invoer bevindt zich ook de sensor. Als de buis meer dan 1 cm binnen de behuizing
steekt wordt kalibreren onmogelijk. Ook moet bij montage rekening worden gehouden dat er
voldoende ruimte vrij is rond de opening van de sensor nabij de rechter invoer rechts van de
behuizing om kalibratie mogelijk te maken; ca 10 cm is voldoende.
De sensor is gemonteerd op de achterkant van de behuizing. De ruimte waar de buis en
bedrading loopt is de ruimte, waar het gas wordt gemeten. In de behuizing zitten voldoende
gaten om een snelle responsietijd te bereiken. Ze moeten wel open en bereikbaar blijven.
De kabel zal, als een lang lint, starten bij de uitleeseenheid en zo van detector naar detector
gaan. Maximaal kunnen 31 detectorparen aan een kabel. Op de uitleeseenheid kunnen maximaal
4 van deze lijnen aangesloten worden. Dus maximaal 4 x 31 detectorparen. Een lang lint met
sensoren is de juiste opbouw. Dus niet een knooppunt maken met daaraan 4 sensoren en dan
weer naar een nieuw knooppunt.
Plaats na bedrading het deksel om vervuiling en zoekraken van onderdelen te voorkomen. Na
plaatsing van de sensor en de elektronica door MSA wordt de behuizing alleen nog geopend bij
vervanging van oude sensors en reparatie.

2.2.3.3 Montage van de centrale en relaismodules

De uitleeseenheid dient altijd in een instrumentenkast te worden geplaatst, zodat alleen de
kabels naar de sensors behoeven te worden aangesloten. De relaismodules bevinden zich in
dezelfde instrumentenkast. Hierop moet de alarmering en sturing worden aangesloten.
Standaard zijn de relaiscontacten potentiaalvrij. Als de ontruimingssignalering van 230VAC moet
worden aangestuurd, moet vanaf de 230VAC klemmen naar de potentiaalvrije relaiscontacten en
de signalering worden bedraad. Voor de ventilatie, brandmelding, ontruiming zijn potentiaalvrije
contacten beschikbaar. Bij elk systeem wordt een datasheet geleverd waarop vermeld staat waar
de relaiscontacten voor dienen. Het storingsrelais heeft een vaste plaats. De andere relais zijn
vrij configureerbaar. Doormelding naar de brandmeldcentrale (indien gewenst) en ontruiming
worden standaard zo ingesteld dat spanningsloos ook alarm is. Dus het relais komt op bij geen
alarm en valt af bij alarm.
Kijk op de datasheet hoe de relais ingesteld zijn!
Op de uitleeseenheid kunnen de relais worden getest. Na montage kunnen dus de
schakelfuncties zelf worden getest.
Gebruikershandleiding MPS
®
Evolution
ø
400 mm) worden geplaatst. De buizen
AV/201406
Blad 10 van 19

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave