KINDERVEILIGHEID: installatie van kinderzitje, algemeen
Op zitplaats achter aan de zijkant
Een reiswieg wordt dwars in de auto geïn-
stalleerd en neemt ten minste twee zitplaat-
sen in beslag. Plaats het hoofd van het kind
aan de tegenover het portier gelegen kant.
Zet de voorstoel van de auto zo ver moge-
lijk naar voren om een kinderzitje achterste-
voren te installeren, en zet daarna de stoel
ervoor zo ver mogelijk terug zonder dat deze
tegen het kinderzitje komt.
Voor de veiligheid van het vooruit geplaatste
kind:
– zet de desbetreffende stoel zo ver moge-
lijk naar achteren;
– zet de stoel vóór het kind naar voren en
stel de positie van de rugleuning in om
contact tussen de stoel en de benen van
het kind te vermijden.
Controleer of het kinderzitje
of de voeten van het kind het
goed vergrendelen van de
voorstoel niet belemmeren.
➥ 1.38.
Verwijder altijd de hoofdsteun van de achter-
stoel waarop het kinderzitje wordt geplaatst.
➥ 3.32. Zet de achterstoel indien nodig zo
ver mogelijk naar achteren. Dit moet ge-
beuren voordat u het kinderzitje plaatst.
Controleer of het kinderzitje goed tegen de
rugleuning van de achterstoel rust.
Controleer bij monteren van
een kinderzitje (verhoging
groep 2 of 3), of de autogor-
del goed werkt (oprolt): ➥ 1.44.
Pas, indien nodig de stand van de auto-
stoel aan.
(2/2)
Op de middelste zitplaats achterin
Controleer of de gordel geschikt is voor de
bevestiging van uw kinderzitje. Raadpleeg
een merkdealer.
Een kinderzitje met een vloers-
teun mag nooit worden geïn-
stalleerd op de middelste zit-
plaats achterin.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN
ERNSTIG LETSEL.
Monteer het kinderzitje bij voor-
keur op een zitplaats achterin.
Om op deze zitplaats een
ISOFIX-kinderzitje te installe-
ren, moet de middelste autogordel eerst
manueel worden losgemaakt voordat u
de grendels vastmaakt.
1.69