Beschrijving van de storing
Frontlader, werktuig en werktuig
met hydraulische functie blokkeert
tijdens de optil- resp.
neerlaatbeweging.
Frontlader gaat slingeren bij het
neerlaten van de lading.
Werktuigcilinders worden
uitgeschoven maar niet opnieuw
ingeschoven.
Lekkage aan het hydraulische blok
en het hydraulische systeem.
Frontlader tilt bij het scheppen uit
de neergelaten positie.
Frontlader tilt bij het scheppen uit
de neergelaten positie, bij de
volgende stortprocedure daalt de
frontlader zeer snel.
Frontlader-vergrendeling kan niet
correct worden vergrendeld.
Steekkoppelingen kunnen niet
worden gekoppeld.
Bij de optie Pro Control:
3e stuurkring stopt bij afbuiging en
bediening van de toets T1.
Bij optie Pro Control:
werktuigfunctie (Storten/Scheppen)
stopt bij afbuiging en bedienen van
toets T1.
Bij de optie Pro Control:
4e stuurkring stopt bij afbuiging en
bediening van de toets T3.
Bij optie Pro Control:
werktuigfunctie (Storten/Scheppen)
stopt bij afbuiging en bedienen van
toets T3.
Bij de optie Pro Control: optillen-/
neerlaten-functie stopt bij afbuiging
en bediening van de toets T2.
83
PROBLEEMANALYSE BIJ STORINGEN
Oorzaak
Koppeling niet volledig gesloten.
Koppeling defect.
Hydro-Fix, multikoppeling en werktuig-Fix
niet volledig gesloten.
Daalsnelheid te hoog.
Zuigerafdichting in de werktuigcilinder is
defect, zodat de oppervlakken van de zuiger
en de ring met elkaar verbonden zijn.
Oliestroom te gering.
Dubbele drukbegrenzingsklep van het
frontlader-besturingsblok sluit niet.
Schroefverbindingen los.
Lekkage tussen magneet en klep.
Lekkage tussen de flensen van de kleppen.
Defecte dichtingen.
Oliegebrek aan de zuigerstangzijde van de
armcilinder.
Oliegebrek aan de zuigerbodemzijde van de
armcilinder.
Frontlader-vergrendeling niet correct
ingesteld.
Klamp in verkeerde positie ingebouwd.
Slijtage van de frontlader-opneempunten.
Druk in systeem.
Kabelbreuk/massaproblemen.
Geen ventiel herkend, omdat geen ventiel
aanwezig is.
Kabelbreuk/massaproblemen.
Geen ventiel herkend, omdat geen ventiel
aanwezig is.
Geen ventiel herkend, omdat geen ventiel
aanwezig is.
Fouten verhelpen
Hydraulische koppeling controleren.
Vervang de defecte koppelingshelft.
Vergrendelingshendel controleren op
vervormingen. Koppelingen controleren op
goede bevestiging, evt. bevestigen.
Verminder de daalsnelheid.
Controleer de cilinders afzonderlijk op
dichtheid, vervang defecte cilinders.
Controleer de hydrauliek van de tractor.
Dubbele drukbegrenzingsklep reinigen en
evt. vervangen.
Draai de schroefverbindingen aan.
Draai de gerande moer af, verwijder de
magneet, draai de magneetkern met de
muilsleutel aan.
Draai de schroeven aan of vernieuw de
dichtringen.
Dichtingsringen vervangen.
Motortoerental bij het neerlaten verhogen.
Neerlaten zonder zweefstand.
Na de voorgaande fout alleen de functie
optillen activeren tot de frontlader stijgt en
het werktuig parallel meegevoerd wordt.
Frontlader-vergrendeling opnieuw instellen
(zie 5.6 Frontlader-vergrendeling
instellen ).
Inbouwpositie van de klamp controleren,
eventueel laten aanpassen
(zie 5.6 Frontlader-vergrendeling
instellen ).
Frontlader-opneempunten controleren
(zie 8.2.2 Onderhoudsinstructies
frontlader-opneempunten ) en gemonteerde
componenten eventueel door een
vakwerkplaats laten repareren of
vervangen.
Druk door een vakwerkplaats laten
reduceren.
Besturing via toets S1 resetten.
Zonder toets T1 verder werken.
Besturing via toets S1 resetten.
Zonder toets T3 verder werken.
Zonder toets T2 verder werken.
B58SL1 0000000084 NL 009