7
Gasinstallatie
De geïnstalleerde apparaten zijn ontworpen voor gebruik met propaangas, butaan-
gas of een mengsel van beide gassen. De gasregelaar alsmede alle geïnstalleerde
gastoestellen zijn ontworpen voor een bedrijfsdruk van 30 mbar.
Propaangas is gasvormig tot -42 °C, butaangas daarentegen slechts tot 0 °C. Vanaf
deze temperaturen is er geen gasdruk meer aanwezig. Butaangas is niet geschikt
voor gebruik in de winter.
De gasslang op de aansluiting van de gasflessen regelmatig op dichtheid controle-
ren. De gasslang mag geen scheurtjes vertonen en niet poreus zijn. De gasslang ui-
terlijk 10 jaar na productiedatum in een erkende werkplaats laten vervangen. De ge-
bruiker van de gasinstallatie moet voor de vervanging zorgen.
De gaskast is door zijn functie en constructie een ruimte met opening naar buiten.
Om ontsnappend gas meteen naar buiten te kunnen wegleiden, de standaard inge-
bouwde kunstmatige ventilatie nooit bedekken of dichtzetten.
De gaskast niet gebruiken als opbergruimte.
De gaskast afsluiten voor de toegang van onbevoegden.
De hoofdafsluitkraan op de gasfles moet toegankelijk zijn.
Alleen apparaten op gas (bijv. gasgrill) aansluiten die voor een gasdruk van 30 mbar
zijn bedoeld.
De gasafvoerbuis moet aan de verwarming en aan de schoorsteen goed afsluiten en
stevig vastzitten. De gasafvoerbuis mag niet beschadigd zijn.
De rookgassen moeten onbelemmerd naar buiten kunnen stromen en de verse lucht
moet onbelemmerd toe kunnen treden. Daarom mag de onderrand van de voertuig
niet met flappen of door sneeuwwallen worden afgesloten. De inlaatopeningen in de
bodemplaat vrij en schoon houden.
74
T-Modell - 05/06 - Ausgabe 09/05 - 201804309 - BUE-0006-05NL