8.1 Het apparaat aan- en
uitzetten
Het hangt van het model
of uw apparaat
knopsymbolen,
indicatielampjes of lampjes
heeft:
• Het indicatielampje gaat
aan wanneer de oven
opwarmt.
• Het lampje gaat aan als
het apparaat in werking
is.
• Het symbool geeft aan of
de knop de kookzones,
de ovenfuncties of de
temperatuur bedient.
8.3 Ovenfuncties
Sym-
Ovenfuncties
bool
Uit-stand
Ovenlampje
Boven + Onderwarmte
Onderwarmte
Warme lucht
Multi hetelucht
Licht koken
Circulatiegrill
1. Zet de functieknop van de oven op
een ovenfunctie.
2. Draai de knop voor de temperatuur
naar een temperatuur.
3. Draai om het apparaat uit te
schakelen, de knop voor de
ovenfuncties en de knop voor de
temperatuur in de uit-stand.
8.2 Veiligheidsthermostaat
Een onjuiste bediening van het apparaat
of defecte componenten kunnen
gevaarlijke oververhitting veroorzaken.
Om dit te voorkomen is de oven
voorzien van een veiligheidsthermostaat
die de stroomtoevoer onderbreekt.
Zodra de temperatuur is gedaald, wordt
de oven automatisch weer ingeschakeld.
Applicatie
Het apparaat staat uit.
Het lampje activeren zonder een bereidingsfunctie.
Voor het bakken en braden op 1 ovenniveau.
Voor het bakken van taarten met een knapperige
bodem en het inmaken van voedsel.
Voor het braden of braden en bakken van gerechten
waarvoor dezelfde bereidingstemperatuur nodig is,
op meer dan één roosterhoogte, zonder dat er
smaken worden overgebracht van het ene naar het
andere gerecht.
Om op 2 rekstanden te bakken en tegelijk voedsel te
drogen.
Stel de temperatuur 20 - 40 °C lager in dan bij Bo-
ven- en onderwarmte.
Om te bakken in bakblikken en te drogen op één
rekstand bij lage temperatuur.
Voor het braden van grotere stukken vlees of gevo-
gelte met botten op 1 niveau. Ook om te gratineren
en te bruinen.
NEDERLANDS
13