Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina
Inhoudsopgave

Advertenties

Inbedrijfstelling

Controle

De volgende controles moeten uitgevoerd
worden voor de eerste inbedrijfstelling
van de installatie:
• Houd u aan de gebruiksvoorschriften van
de fabrikant van de ketel. De ketel moet
gemonteerd zijn en klaar om te werken.
• Vul de verwarmingsinstallatie met
voldoende water.
• Controleer of de elektrische bekabeling van
alle componenten van de complete
installatie correct is uitgevoerd.
• Controle van de draairichting van de
brandermotor.
• Correcte instelling van de temperatuur- of
drukregelaars, begrenzers,
veiligheidstoestellen en elektrische
eindeloopschakelaars.
• Controle van de gasaansluitdruk.
• Afdichtingscontrole van de elementen waar
het gas doorheen stroomt.
• Ontluchting van brandstofleidingen (geen
lucht).
• Rookgascircuits geopend en voldoende
aanvoer van frisse lucht.
• Brander in startpositie: luchtklep in positie
"DICHT".
• Besturingseenheid van de elektronische
groep gereset en in de uitgangspositie.
Opgelet:
Er mag zich geen voorwerp dat aangezogen
zou kunnen worden (bijvoorbeeld
poetsdoeken, een handleiding) bevinden
binnen een afstand van 0,5 m rond de
luchtaanzuiging van de brander. De
aanzuiging van deze voorwerpen kan
storingen en gevaarlijke situaties in de
werking veroorzaken. Dit kan leiden tot een
defect, schade aan de omgeving, de
installatie, of zelfs verwondingen van
personen.
46
Inbedrijfstelling stookolie
Open alle afsluiters van het systeem van de
oliestroom.
• Plaats de brandstofkeuzeschakelaar op
stookolie
• Vul de oliepomp
• Plaats de manometer voor de controle van
de druk op de aanvoer en op de retour.
• Plaats de manometer voor de controle van
de druk aan de kant aanzuiging van de
pomp of controleer de druk van de leiding
in lus.
Ontluchten
Schakel kort de brander in en controleer of de
draairichting goed is. Ontlucht de olieleiding
en de oliepomp.
Let op!
Het vloeistofsysteem is in de fabriek gevuld
met een testvloeistof. Dit kan leiden tot
ontstekingsproblemen bij de eerste
inbedrijfstelling. Om de pomp te ontzien,
is de brandstofdrukregelaar ontlast bij het
verlaten van de fabriek, dat wil zeggen dat
geen enkele druk is ingesteld. Verhoog bij de
inbedrijfstelling van de brander de druk van
de olie langzaam tot de werkdruk.
Controleer de werking van het programma
van de brander voor de eerste vrijgave
van de brandstof.
• Open de afsluiters van de olie
• Schakel de olie-elektroklep op het
aanvoercircuit uit (door bijvoorbeeld de
stekker los te maken,
• de spoel te demonteren, losmaken)
• Start de brander en bekijk de volgorde van
de inbedrijfstelling op het verloop van het
programma:
1. Inschakelen van de ventilator
2. Luchtklep voorventilatie
3. Controle van de luchtdruk
4. Luchtklep gedeeltelijke belasting
5. De pomp start
6. Ontsteking
7. Openen van de kleppen (de losgemaakte
klep blijft gesloten)
8. In veiligheid gaan na aflopen van
veiligheidsduur (zie branderautomaat)
• Sluit de klep weer aan
• Reset de branderautomaat van de
elektronische eenheid
06/2013 - Art. Nr. 4200 1052 4900A
Inbedrijfstelling gas
• Sluit de meetinstrumenten van de druk van
de gaskop aan op de aansluiting van de
meting stroomafwaarts van de
gasregelklep op de aansluiting van het
meten van de brander.
• Open de gasstopkraan stroomopwaarts
van de gasblokken en controleer de
gasdruk op de manometer.
Controleer de werking van het programma
van de brander voor de eerste vrijgave
van de brandstof.
• Open kort de gasstopkraan op de
kleppengroep tot de druk aanwezig is, sluit
hem daarna
• Start de brander en bekijk de volgorde van
de inbedrijfstelling op het verloop van het
programma:
1.
Afdichtingscontrole van de klep
2.
Ventilator
3.
Luchtklep voorventilatie
4.
Controle van de luchtdruk
5.
Luchtklep gedeeltelijke belasting
6.
Ontsteking
7.
Openen van de kleppen
8.
In veiligheid gaan na aflopen van
veiligheidsduur (zie branderautomaat)
of onderbreking door te weinig gas
• Reset de branderautomaat van de
elektronische eenheid
Opmerking over de stand van de gasklep
in de branders N8/N9
De indicatie van de stand rechtstreeks op de
gasklep kan zonder gereedschap op de
installatie gewijzigd worden. Daarom is deze
indicatie van de stand niet per se die van de
klep.
Voor een betrouwbare indicatie voor de stand
van de gasklep, moet u de schroef (1)
gebruiken die vastzit aan de koppeling. De
stand van de schroef geeft de hoekpositie
van de gasklep weer.

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

N9.10400 gl-euf

Inhoudsopgave