Inbedrijfstelling
Elektronische regeling brandstof - lucht
Elektronische regeling brandstof - lucht
Dit gecombineerde nauwkeurige
regelsysteem past de debieten van de
brandstof en van de lucht op uniforme wijze
aan, zodat een optimale regeling van de
brandstof-lucht verhouding over het gehele
gebied van de regeling wordt verkregen.
Deze continue regeling activeert elk
vermogenspunt binnen het regelbereik
afhankelijk van de warmtebehoefte.
Elektronische eenheid
Op de luchtklep, op de gasklep en op de
olieregelaar op de retour, zijn servomotoren
gemonteerd die deze organen in de juiste
stand zetten. In de fabriek is de luchtkromme
van de mechanische modulatie ingesteld,
zodat de luchtklep dicht is bij de minimale
instelling en open bij de maximale instelling.
Bij de inbedrijfstelling van de brander, worden
de vastgelegde posities toegewezen aan de
instelorganen voor de brandstof en de lucht in
functie van het vermogen van de brander.
Tijdens de werking van de brander worden
deze posities met een grote nauwkeurigheid
bereikt. Deze nauwkeurigheid is een
basisvoorwaarde voor elke duurzame en
schone verbranding. Indien nodig moet de
gasdruk worden gecorrigeerd op de
gasdrukregelaar.
Gas
Olie (aanvoer)
Olie (retour)
Lucht
44
Belangrijk!
De uitgaande gasdruk (geregelde gasdruk)
moet altijd lager zijn dan de ingaande
gasdruk, maar hoger dan het totale
drukverlies van de installatie.
Tijdens de progressieve regeling van de
punten van de belasting (brandstofdebiet,
luchtdebiet), moet de gecombineerde
elektronische regelaar worden verplaatst
in overeenstemming met de instructies
van de inbedrijfstelling.
Indien mogelijk moet op elk punt een
brandstofmeting worden gedaan.
Optionele uitrusting: besturing van de
draaisnelheid
De branders kunnen optioneel worden
uitgerust met een besturing van de
draaisnelheid. In het bijzonder voor
langdurige werkingen van de brander met
gedeeltelijke belasting, kan door het
langzamer draaien van de ventilator
elektrische energie worden bespaard en de
brander stiller werken. In deze situatie wordt
de draaisnelheid van de ventilator gemeten
door middel van een namur-sensor en
bestuurd in functie van het vermogen om de
geprogrammeerde instelwaarde te
verkrijgen.
06/2013 - Art. Nr. 4200 1052 4900A
Optionele uitrusting:
Regeling O2 / Regeling CO
Voor een beter rendement van de installatie,
kan de branderautomaat een
restzuurstofregeling of CO-regeling hebben
(CO-regeling alleen bij gebruik van een
Lamtec branderbesturing). Een O
meetsensor, gekoppeld aan een
zirconiumoxidesensor, meet de restzuurstof
in de rookgassen van de
verbrandingsinstallatie die wordt gebruikt als
waarde voor correctie door de
verbrandingsmanager. Dankzij de O
regeling kunnen fluctuaties in de
omgevingsomstandigheden worden
opgeheven (bijvoorbeeld: temperatuur van
de verbrandingslucht, vochtigheid, variatie
van het calorisch vermogen, enz.) en het voor
de compensatie noodzakelijke
luchtoverschot sterk worden verminderd.
Elke afwijking ten opzichte van de ingestelde
waarde wordt geregeld door een correctie
van de draaisnelheid van de ventilator of van
de positie van de luchtkleppen. Indien er een
CO-regeling is (alleen mogelijk in gasmodus),
wordt, naast de restzuurstof, ook het CO-
percentage van de rookgassen gemeten.
Door de correctie van de draaisnelheid van
de ventilator of van de positie van de
luchtkleppen kan het luchtoverschot worden
verlaagd tot de "CO-limiet". De grootheden
voor de correctie worden bepaald door een
"initialisatieprocedure" die specifiek is voor
de installatie en tijdelijk opgeslagen in de
verbrandingsmanager. Hierdoor wordt het
mogelijk het technische rendement van de
verbranding van de installatie in het gehele
vermogensgebied te maximaliseren en de
verbranding te optimaliseren. Meer informatie
hierover kunt u vinden in de documentatie
van de fabrikant van de elektronische
verbrandingsmanager.
1a
Gasregelklep met servomotor
1b
Olieregelklep met servomotor
1c
Luchtregelkleppen met servomotor
2
Brander
3
Ketel
4
Turbine voor de verbrandsingslucht
-
2
-
2