Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Gasaansluiting - elco N9.8700 GL-EUF Originele Gebruiksaanwijzing

Inhoudsopgave

Advertenties

Inbedrijfstelling

Gasaansluiting

Gasaansluiting
De gasleidingen en -kleppen, evenals de
instrumentengroep, moeten worden
geïnstalleerd en gebruikt in
overeenstemming met de geldende
bouwvoorschriften en -normen.
De aansluiting tussen het gasdistributienet
en het gasblok moet worden uitgevoerd door
daartoe bevoegd personeel.
Alle componenten van het gasblok moeten
geplaatst en gemonteerd worden zonder
knikken, zonder torsie of andere
mechanische belastingen.
De diameter van de leidingen moet zo
worden berekend dat het drukverlies niet
groter is dan 5% van de voedingsdruk.
Vóór het gasblok en het filter moet een
kwartslag gaskraan (niet meegeleverd)
worden gemonteerd.
De maximale werkdruk van de
stopvoorziening moet overeenkomen met
ten minste 1,5 keer de maximale
aansluitdruk. Er moet gezorgd worden voor
een gemakkelijke toegang. Elke
onverwachte inschakeling moet preventief
voorkomen worden. De werkpositie van de
afsluiter moet duidelijk zichtbaar zijn. De
handbediende klep moet voorzien zijn van
vaste aanslagen in de posities "OPEN" en
"DICHT".
Het filter moet geplaatst worden op een
horizontale leidingen. De verticale positie van
het deksel maakt het schoonmaken
gemakkelijker.
Afhankelijk van de geldende specificaties,
moet de klant zorgen voor een stopklep met
thermische uitschakeling (niet geleverd).
Alle componenten van het gasblok moeten
beschermd worden tegen condensatie,
indien van toepassing moet de klant zorgen
voor een condensafscheider (niet geleverd).
De gebruikte schroefverbindingen moeten
conform de geldende normen zijn (conische
uitwendige schroefdraad, cilindrische
inwendige schroefdraad met afdichting op de
schroefdraad).
Voor de instelling en het onderhoud van de
componenten van het gasblok
(gasdrukbewaker, kleppen, drukregelaar,
gasfilter, testbrander, enz.), moet er
voldoende vrije ruimte zijn (zie technische
gegevens).
Gaseigenschappen
Voorafgaand aan de installatie moet u de
volgende informatie opvragen bij het
gasbedrijf:
1. Gastype
2. Calorisch vermogen Hu
= kWh/m
n
3
m
)
3. Maximum CO
-percentage van de
2
rookgassen
4. Gasaansluitdruk en restdruk
Controle van het gastype
Vóór het aansluiten van de brander op de
gasaanvoerleiding, moet u het beschikbare
gastype en het brandertype controleren, door
deze te vergelijken met de gegevens op het
typeplaatje van de brander (aangebracht op
de brander).
Let op dat de beschrijving van de brander en
het gastype identiek zijn aan de gegevens op
het typeplaatje.
Gasingangsdruk
Om de werking van de brander te
garanderen, moet er een minimale
aansluitdruk aanwezig zijn stroomopwaarst
van het gasblok van de brander.
Bij het installeren van de kleppen en van de
instrumentengroep, moet u zich houden aan
de montageinstructies van de betreffende
fabrikanten (bij de apparaten gevoegd). De
afmetingen van de op de brander
aangesloten gasleiding moeten conform de
maximale doorstroming en beschikbare druk
zijn.
Voor het bepalen van de nominale diameter
"DN" van de gasvoedingseenheid, moet
rekening worden gehhouden met de
weerstand aan rookgaszijde van het
verwarmingstoestel, het gasdrukverlies
van de brander en van de
voedingseenheid.
Let op!
Controleer of er geen vuil en
ongerechtigheden aanwezig zijn vóór de
montage en de inbedrijfstelling van het
gasblok, van de kranen en van de
verbindingen.
Gasvoedingstoestel
Het gasvoedingstoestel kan direct op de
hoofdgasaanvoer worden aangesloten.
Houd u aan de volgorde en de
stroomrichting (pijl op het branderhuis) van
de gasblokken.
Voorafgaand aan de installatie en de
inbedrijfstelling, controleert u of er geen
vuildeeltjes en ongerechtigheden op de
kleppen en de verbindingen aanwezig zijn.
Met het oog op de goede omstandigheden
voor het starten, moet de afstand tussen
de brander en de gasstopklep zo kort
mogelijk zijn.
06/2013 - Art. Nr. 4200 1052 4900A
Dichtheidscontrole
Na de montage moet de afdichting van de
gasvoedingseenheid op de installatie worden
gecontroleerd in overeenstemming met het
werkblad DVGW G600 of G490.
3
(kJ/
De gasleiding stroomopwaarts van het
gasblok moet worden geïnstalleerd door een
gasinstallatiebedrijf in overeenstemming met
de geldende voorschriften, en gecontroleerd
op de afwezigheid van lekken, ontlucht en
conform gecertificeerd. De dichtheid van de
schroefverbindingen en de flensafdichtingen
moet worden gecontroleerd (door middel van
een druktest). De afdichtingscontrole moet
worden uitgevoerd onder druk met behulp
van goedgekeurde, anticorrosieve
schuimmiddelen. Het resultaat van de
afdichtingscontrole is verplicht gecertificeerd
voor stoomketels.
Ontluchten
Belangrijk!
Voor het in werking stellen van de brander of
na reparatiewerkzaamheden, moet de
complete gasaanvoerleiding worden
ontlucht, evenals het gasblok in een open
atmosfeer (bijvoorbeeld met behulp van een
buigzame slang), waarbij ieder risico moet
worden vermeden.
In geen geval mag de gasleiding worden
ontlucht in het ketelhuis of de
verbrandingsruimte!
Gebruik een controlebrander om te
controleren of de gasdoorstroomzones geen
brandbaar gas bevatten.
Ondersteuning
Het gasblok en zijn accessoires moeten
worden ondersteund door een verstelbare
ondersteuning (telescopische steun) of
soortelijk toestel tijdens en na de installatie
(bijvoorbeeld aan het filter en de klep).
Afdichting
Wij adviseren een gemakkelijk los te maken
verbinding te monteren (met vlakke
afdichtvlakken) om reparaties aan de ketel te
vergemakkelijken en het mogelijk te maken
dat de deur van de ketel naar buiten kan
opendraaien, indien van toepassing.
43

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

N9.10400 gl-euf

Inhoudsopgave