De juiste temperatuur
Het instellen van de tempera-
tuur in de koel- en diepvries-
zone
De temperaturen in de koel- en diep-
vrieszone kunt u onafhankelijk van el-
kaar instellen.
^ Tip de instaptoets aan, waarna deze
geel oplicht.
^ Tip nu de sensortoets van de koel- of
diepvrieszone aan, waarna deze geel
oplicht.
^ Stel nu met de temperatuurtoetsen
naast de temperatuuraanduiding de
temperatuur in.
– Wanneer u de X - toets aantipt gaat
de temperatuur omlaag en wordt het
kouder.
– Wanneer u de Y - toets aantipt gaat
de temperatuur omhoog en wordt het
warmer.
De temperatuur die u instelt knippert in
de temperatuuraanduiding.
Wanneer u de toets één keer aantipt,
dan verandert de temperatuurwaarde in
stappen van 1 °C.
20
Wanneer u uw vinger op de toets laat
rusten, verandert de temperatuurwaar-
de continu.
Nadat de hoogste, resp. laagste tem-
peratuurwaarde is bereikt, verdwijnt de
X -, resp. Y - toets.
De temperatuuraanduiding op het
bedieningsveld geeft altijd de ge-
wenste temperatuur aan.
Wanneer u een andere temperatuur
heeft ingesteld, controleer deze dan na
ca. 6 uur wanneer het apparaat lang
niet vol is en na ca. 24 uur wanneer het
apparaat wel vol is.
Pas dan is de echte temperatuur be-
reikt.
Is de temperatuur na deze tijd te hoog
of te laag, stel dan opnieuw een andere
temperatuur in.
Mogelijke temperatuurinstellingen
De temperatuur is instelbaar:
– in de koelzone van 2 °C tot en met
8 °C
– in de diepvrieszone van -14 °C tot en
met -24 °C
Of de laagste temperatuur wordt be-
reikt is afhankelijk van de plaats
waar de koel-vriescombinatie is op-
gesteld en de omgevingstempera-
tuur.
Wanneer de omgevingstemperatuur
hoog is, dan is het mogelijk dat de
laagste temperatuur niet wordt be-
reikt.