2.6
bedieninGseleMenTen en conTrolelaMpjes
.
3
.
7
.
1
1.
Regeling van het lasvermogen (automatische modus) OF regeling draadaanvoer-
snelheid (handmatige modus)
2.
Instelling lasbooglengte (automatische modus) OF regeling lasspanning (hand-
matige modus)
3.
Controlelampje 'standby'
4.
Waarschuwingslampje voor oververhitting
5.
Toets voor selecteren bedieningsmodus
6.
Toets voor selecteren draadmateriaal (automatische modus)
7.
Display
NL
In de automatische modus moet het lasvermogen worden ingesteld aan de hand
van de dikte van het plaatstaal. Daarnaast is er een knop voor het instellen van de
lasbooglengte in de automatische modus.
Er zijn drie opties voor het instellen van het lasdraadmateriaal. Door op de toets te
drukken worden deze één voor één weergegeven.
In de handmatige modus moeten de draadaanvoersnelheid en lasspanning apart
worden ingesteld. De bedieningsmodus kan met de daarvoor bestemde toets
worden ingesteld. Houd er rekening mee dat de instellingen voor plaatdikte
en draadmateriaal in de automatische modus niet van toepassing zijn in de
handmatige modus en dat de instellingen van de handmatige modus niet geldig
zijn in de automatische modus.
12
.
4
.
5
.
6
.
2