Hoofdstuk
7
Het verwijderen van een proximitytag
1.
Druk bij de gewenste gebruiker op [*] of blader naar de proximitytag en druk op [*].
2.
Als een proximitytag is geregistreerd voor deze gebruiker, wordt u gevraagd of u de tag wilt
verwijderen. Druk op [*] om een tag te verwijderen.
7.1.3 Een gebruiker een naam geven
Het toevoegen of bewerken van labels kan worden gedaan door via het toetsenpaneel de gewenste
letters of nummers in te voeren. De volgende afbeelding toont de drie cijfers en het nummer dat
overeenkomt met elke knop van het toetsenpaneel. Bij de eerste keer drukken op de cijfertoets wordt de
eerste letter weergegeven. Bij de tweede keer drukken wordt de tweede letter weergegeven enz.
[1]
[2]
[3]
A, B, C, 1 D, E, F, 2 G, H, I, 3
[4]
[5]
[6]
J, K, L, 4 M, N, O, 5 P, Q, R, 6
[7]
[8]
[9]
S, T, U, 7 V, W, X, 8 Y, Z, 9,0
[0]
Spatie
Een gebruikerslabel bewerken
1.
Druk in het menu Gebruikerscodes op [3] of blader naar Gebruikerslabels en druk op [*].
2.
Gebruik de navigatietoetsen [<][>] om de cursor naar een lege plek of een bestaand teken te
verplaatsen.
3.
Druk op de toets [#] die bij de juiste letter hoort, zoals weergegeven in de vorige afbeelding.
4.
Wanneer de gewenste letter of het gewenste cijfer verschijnt, gebruikt u de pijltoetsen om naar de
volgende letter te scrollen.
5.
Wanneer u klaar bent, drukt u op de toets [*].
6.
Gebruik de [<][>]-toetsen om te bladeren en op te slaan en druk op [*].
7.1.4 Een partitie aan een gebruikerscode toewijzen
Gebruikerscodes kunnen zodanig worden geconfigureerd dat zij alleen maar toegang hebben tot
bepaalde partities. Voor meer informatie zie: "Partities beheren".
Opmerking: Partities worden door uw installateur geconfigureerd.
1.
Druk vanuit de gewenste gebruiker op [4] of blader naar Partitie toewijzen en druk op [*].
2.
Druk op [*] om een partitietoewijzing te selecteren voor de gebruikerscode, selecteer Y of N.
7.2 Aanvullende gebruikersopties configureren
Aan gebruikers kunnen ook de volgende functieopties worden toegewezen:
[1]
Voor meer informatie zie: "Types toegangscode".
Supervisorcode
[2] Dwangcode
Voor meer informatie zie: "Types toegangscode".
[3]
Geeft de gebruiker de mogelijkheid om zones te overbruggen.
Zoneoverbrugging
[7] Pieptoon
Dit wordt gebruikt om een pieptoon te genereren bij het inschakelen/uitschakelen
van het systeem.
Opmerking: Wanneer u draadloze sleutels gebruikt voor het
inschakelen/uitschakelen van het systeem, hoort u:
l
l
l
[8] Eenmalig
Voor meer informatie zie: "Types toegangscode".
gebruik
één pieptoon voor inschakelen
twee pieptonen voor uitschakelen.
drie pieptonen voor uitschakelen van een alarm uit het geheugen.
-
-
22