8.5.3. Aansluiting watercircuit
De wateraansluitingen moeten correct worden verbonden op de waterinlaat en wateruitlaat volgens de etiketten op de binnenunit.
Vermijd forceren tijdens het aansluiten van de leidingen op de unit om vervormen te voorkomen. Vervorming van de
leidingen kan leiden tot storingen op de unit.
Vermijd het binnendringen van lucht, vocht of stof in het watercircuit om problemen te voorkomen. Houd daarom altijd rekening met het
volgende bij het aansluiten van het watercircuit:
Gebruik uitsluitend schone leidingen.
Houd de uiteinden van de leidingen omlaag tijdens het verwijderen van bramen.
Dek de uiteinden van de leiding af wanneer u de leiding door een muur steekt, zodat er geen stof of vuil kan binnendringen.
Dicht de aansluitingen af met een goed afdichtmiddel voor schroefdraad. De afdichting moet bestand zijn tegen de druk en de
temperatuur van het systeem.
Bij gebruik van niet-koperen metalen leidingen moeten beide materialen van elkaar worden geïsoleerd om galvanische corrosie te
voorkomen.
Aangezien koper een zacht materiaal is, moet voor het aansluiten van het watercircuit geschikt gereedschap worden gebruikt.
Ongeschikt gereedschap zal schade aan de leidingen veroorzaken.
De unit mag alleen worden gebruikt in een gesloten watersysteem. Gebruik in een open-watercircuit kan leiden tot overmatig
roesten van de waterleiding:
Gebruik nooit onderdelen met een zinklaag in het watercircuit. Er kan overmatige corrosie van deze onderdelen optreden
omdat in het interne watercircuit van de unit koperen leidingen worden gebruikt.
Bij gebruik van een 3-wegklep in het watercircuit. Kies bij voorkeur een 3-weg kogelkraan om een volledige scheiding
tussen het circuit van sanitair warm water en het circuit van water voor de vloerverwarming te garanderen.
Bij gebruik van een 3-wegklep of een 2-wegklep in het watercircuit. De aanbevolen maximale omschakeltijd van de klep
moet minder dan 60 seconden bedragen.
8.5.4. Beveiliging van het watercircuit tegen vorst
Alle interne onderdelen zijn geïsoleerd om warmteverlies te beperken. De plaatselijke leidingen moeten ook worden geïsoleerd.
De software bevat speciale functies die de warmtepomp en de backupverwarming (indien beschikbaar) gebruiken om het hele systeem
tegen vorst te beschermen. Wanneer de temperatuur van de waterstroom in het systeem tot een bepaalde waarde daalt, zal de unit het
water verwarmen, hetzij met behulp van de warmtepomp, de elektrische verwarmingskraan, of de backupverwarming. De
vorstbeveiligingsfunctie schakelt pas uit wanneer de temperatuur tot een bepaalde waarde stijgt.
Bij stroomuitval zullen de bovengenoemde voorzieningen niet werken.
Wanneer de unit voor langere tijd buiten bedrijf staat, laat dan de stroomtoevoer aanstaan. Als u de stroom wenst uit te
schakelen, moet het water in de systeemleidingen worden afgevoerd. Vermijd schade door bevriezing aan de pomp en het
leidingsysteem. De stroomtoevoer moet uitgeschakeld worden na afvoer van het water uit het systeem.
LET OP
OPMERKING
LET OP
28