5. Met de toets PRINT bevestigen. De aanduiding voor het invoeren van de
hoeveelheid verschijnt.
6. Met de navigatietoetsen (zie hoofdstuk 2.2.1) de hoeveelheid invoeren.
7. Met de toets PRINT bevestigen. De aanduiding voor invoer van een negatieve
tolerantie verschijnt.
8. De negatieve tolerantiewaarde invoeren: bv.: –10%
9. Met de toets PRINT bevestigen. De aanduiding voor invoer van een positieve
tolerantie verschijnt.
10. De positieve tolerantiewaarde invoeren: bv.: 5%
11. Met de toets PRINT bevestigen.
12. Voor invoer van verdere elementen (max. 20) elke keer de stappen van 3–11
herhalen.
70
ALT_B-PLT_A-PLT_F-BA-nl-1333