5
Gebruik
Rijden
Rijden
Veiligheidsvoorschriften voor het
rijden
Gedrag tijdens het rijden
De bestuurder moet zich tijdens het rijden bin-
nen het bedrijf aan de voorschriften voor het
wegverkeer houden. De snelheid moet wor-
den aangepast aan de plaatselijke omstandig-
heden. Zo moet de bestuurder bijvoorbeeld
in bochten, in nauwe doorgangen, tijdens het
rijden door klapdeuren, op onoverzichtelijke
plaatsen en op een oneffen ondergrond lang-
zaam rijden. De bestuurder moet altijd een
veilige remweg tot voertuigen en personen
voor hem bewaren, en hij moet de machine op
elk moment onder controle hebben. Hij dient
het plotseling remmen, het snel nemen van
bochten en het inhalen op gevaarlijke of ono-
verzichtelijke plaatsen te voorkomen.
Er mag tijdens het rijden niemand anders op
de machine zitten.
Zicht tijdens het rijden
De bestuurder moet in de rijrichting kijken en
altijd een voldoende zicht op de door hem
bereden baan hebben. Vooral bij het ach-
teruitrijden moet hij zeker zijn, dat de rijbaan
vrij is. Als goederen worden getransporteerd
waardoor het zicht wordt gehinderd, moet hij
met de last achterop rijden. Als dit niet moge-
lijk is moet een begeleidende persoon vóór de
vorkheftruck uit gaan. In een dergelijk geval
wordt enkel met stapssnelheid gereden en
moet men zeer voorzichtig zijn. De truck moet
onmiddellijk worden gestopt, zodra het oog-
contact met de begeleider verloren gaat. Met
opgeheven last mag niet worden gereden.
50108043406 [NL]
69