Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Yamaha MODX 6 Gebruikershandleiding pagina 14

Verberg thumbnails Zie ook voor MODX 6:
Inhoudsopgave

Advertenties

Regelaars en functies
%
^
*
(
B
Knop Knob Function [TONE]/[EG/FX]/[EQ]/
%
[ARP/MS]
Gebruik deze knop om functies te selecteren die aan
knoppen moeten worden toegewezen. Het lampje naast de
momenteel actieve parameters licht op.
Wanneer het instrument zich in de status Performance
Control bevindt (pagina 30), wordt de functie over het
algemeen op alle partijen toegepast. Wanneer het zich in de
status Part Control bevindt (pagina 30), wordt de functie op
de geselecteerde partij toegepast. De lamp voor de
geselecteerde functie licht op.
Knop [ASSIGN]
^
Schakelt knoppen naar functies als Assign 1–4 of als Assign
5–8. Wanneer het instrument zich in de status Performance
Control bevindt (pagina 30), wordt de functie over het
algemeen op alle partijen toegepast. Wanneer het zich in de
status Part Control bevindt (pagina 30), wordt de functie op
de geselecteerde partij toegepast. De knop licht op wanneer
Assign 1–4 is geselecteerd en de knop knippert wanneer
Assign 5–8 is geselecteerd.
Knoppen 1–4 (5–8)
&
Met deze vier uiterst veelzijdige knoppen op het paneel kunt
u diverse belangrijke parameters instellen, zoals de huidige
partij, het arpeggiotempo en de Motion Sequencer.
Als u op de knop Knob Function [TONE]/[EG/FX]/[EQ]/[ARP/
MS] linksboven of de knop [ASSIGN] links drukt, wijzigen de
functies die aan deze knoppen zijn toegewezen. Deze
knoppen functioneren als toewijsbare knoppen wanneer de
knop [ASSIGN] brandt of knippert.
Knop Slider Function [PART]/[ELEMENT/
*
OPERATOR]
Stelt vier schuifregelaars op het paneel in om voor het
regelen van partijen of het regelen van elementen te
gebruiken Elke keer als u op deze knop drukt, is de
schuiffunctie afwisselend PART en ELEMENT/OPERATOR.
De lamp voor de geselecteerde functie licht op.
12
MODX Gebruikershandleiding
&
A
C
Knop Slider Select [1–4] [5–8]
(
Selecteert vier schuifregelaars op het paneel die u als 1–4 of
5–8 wilt gebruiken. Elke keer dat u op deze knop drukt, is de
instelling afwisselend 1–4 en 5–8. Wanneer de instelling 1–4
of 5–8 is, licht de lamp voor de geselecteerde instelling op.
Wanneer u op de knop Slider Select drukt terwijl u de knop
[SHIFT] ingedrukt houdt, kunt u de schuifregelaars instellen
zodat ze als 9–12 of 13–16 functioneren. Wanneer de
instelling 9–12 of 13–16 is, knippert de lamp voor de
geselecteerde instelling.
A
Schuifregelaars 1–4 (5–8/9–12/13–16)
Met deze schuiven regelt u de volumebalans van het geluid.
U kunt de individuele niveaus van de 16 partijen (1–4/5–8/
9–12/13–16), de acht elementen voor normale partijen
(AWM2), de acht FM-operators voor een normale partij
(FM-X) en acht toetsen van de drumpartij op verschillende
manieren afhankelijk van de toestand van de verschillende
knoppen aanpassen.
OPMERKING
• Als alle schuifregelaars op de minimumwaarde zijn ingesteld,
wordt mogelijk geen enkel geluid weergegeven door het
instrument, zelfs niet wanneer u het toetsenbord bespeelt of een
song afspeelt. Als dit het geval is, verplaatst u alle schuiven
omhoog naar een geschikt niveau.
• Met de knop [MASTER VOLUME] regelt u het algehele
geluidsuitgangsniveau van dit instrument. Anderzijds wordt met de
schuifregelaars het niveau van elk(e) element/toets/operator van
de partijen en het volume voor elke partij van de performance als
parameter aangepast. De waarden die met de schuifregelaars
worden ingesteld kunnen dan ook worden opgeslagen als
performancegegevens.
Knop Scene Select [1–4] [5–8]
B
Selecteert vier knoppen SCENE op het paneel die u als de
scènes 1–4 of 5–8 wilt gebruiken. Elke keer dat u op deze
knop drukt, is de instelling afwisselend 1–4 en 5–8. De lamp
voor de geselecteerde functie licht op.
Knoppen SCENE [1/5] [2/6] [3/7] [4/8]
C
U kunt vijf verschillende snapshots van belangrijke
partijgerelateerde parameters zoals trackdempingsstatus en
de basismixconfiguratie aan elk van de knoppen SCENE
toewijzen. U kunt deze knoppen schakelen om als scènes
1–4 of scènes 5–8 te functioneren door op de knop Scene
Select te drukken.
Als scènegerelateerde parameters zijn bewerkt en u op
een van de knoppen SCENE [1/5]–[4/8] drukt terwijl u de
knop [SHIFT] ingedrukt houdt, wordt de bewerking voor de
momenteel geselecteerde knop [SCENE] opgeslagen.
U kunt de opgeslagen informatie terugzetten door op de
geselecteerde knop te drukken. De momenteel
geselecteerde knop gaat volop branden, de knop met
opgeslagen informatie gaat gedimd branden en de knop
zonder opgeslagen informatie gaat uit.

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Modx 7Modx 8

Inhoudsopgave