Download Print deze pagina

Brother 884-T11 Bedieningshandleiding pagina 220

Advertenties

BASISINSTELLINGEN EN HELPFUNCTIE — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
De instellingentoets gebruiken
Druk op
(instellingentoets) om veel van de basisinstellingen van de machine te wijzigen.
Het instellingenscherm
Het instellingenscherm bestaat uit vijf pagina's. Druk op
gewenste pagina wordt weergegeven. De toets
Pagina 1
1
1 Druk hierop om het opgeven van instellingen af
te sluiten. De instellingen worden bevestigd en
het scherm dat werd weergegeven voordat u op
de instellingentoets drukte, wordt opnieuw
getoond.
2 U kunt de hulplijnen (type borduurraamhouder,
grootte borduurraam, middelpuntmarkering,
raster en cursor) opgeven voor het
patroonweergavevlak. (Zie pagina 220.)
3 Weergave van de draadkleur wijzigen
De kleurgegevens in het scherm met de
draadkleurvolgorde en de gegevens over de
naaldstangen kunnen worden omgeschakeld
naar de kleurnaam, het kleurnummer of de
borduurtijd. (Zie pagina 222.)
4 "PES"draadcode
U kunt de draadkleur voor "PES"-gegevens
weergeven volgens de machine-instelling of
een instelling van de
borduurbewerkingssoftware. (Zie pagina 223.)
5 Miniatuur formaat
Geeft aan of afbeeldingstoetsen die verschijnen
wanneer u een patroon selecteert in de
patroonlijst "Klein" of "Groot" worden
weergegeven. (Zie pagina 224.)
6 Borduurachtergrondkleur/
Miniatuurachtergrondkleur
Naargelang de kleur van het borduurwerk kunt
u de achtergrondkleur van het
patroonweergavevlak en de miniaturen
wijzigen, zodat ze beter zichtbaar en
gemakkelijker te selecteren worden. (Zie
pagina 224.)
218
en
verschijnt op alle pagina's.
Pagina 2
2
3
4
5
6
7 "DST"-instelling
Hiermee geeft u aan of springsteken worden
afgeknipt of niet. Wanneer u Tajima-
borduurgegevens gebruikt (.dst), kunt u
bovendien opgeven of de draad wordt afgeknipt
volgens het opgegeven aantal springcodes. (Zie
pagina 225.)
8 Korte steken verwijderen
Geeft de lengte aan van korte steken die
moeten worden verwijderd. (Zie pagina 226.)
9 Draadlengte
Geeft de lengte van de bovendraad aan die
blijft ingeregen in de naald nadat de draad is
afgeknipt (draadlengte die door het oog van de
naald wordt geleid). (Zie pagina 227.)
0 Afstand tot rijgsteken
Geeft de afstand tussen het patroon en de
rijgsteken op. (Zie pagina 126.)
A Applicatie afstand
Geeft de afstand tussen het applicatiepatroon
en de omtrek op. (Zie pagina 127.)
B Gebruik de applicatiecontrole wanneer u een
applicatie uitvoert.
Als de instellingen voor "DST"-instelling
7 of Korte steken verwijderen 8 zijn
gewijzigd, worden de nieuwe instellingen
slechts toegepast op het volgende
borduurwerk.
midden onder in het scherm tot de
Opmerking
7
8
9
0
A
B

Advertenties

loading