4.
Wanneer de unit is voorzien van stempels, kunnen die nu worden gebruikt. De
bedieningspanelen kunnen op diverse plaatsen aan het voertuig zijn bevestigd.
In sommige gevallen kunnen bedieningspanelen van elektrisch bestuurde
stempels zich in de cabine van het voertuig bevinden. De stempels dienen een
vrije toegang tot de grond te hebben. Controleer dat de voetplaten niet
terechtkomen op obstakels zoals een trottoirrand, putdeksels, goten, enz. Let ook
op verandering van bodemomstandigheden als gevolg van overstroming.
Wanneer de bodem te zacht is om de stempels effectief te laten zijn, plaats dan
extra voetplaten op de grond om het dragende oppervlak te vergroten.
Wanneer de truck op een helling is geparkeerd zodat een kant van de truck lager
is dan de andere kant, plaats dan de stempel aan de lage kant eerst om ervoor te
zorgen dat er stevig contact met de grond wordt gemaakt. Dit zal ook nog meer
kantelen van de truck naar de lage kant verhinderen wanneer de stempel aan de
hoge kant wordt neergelaten.
Wanneer een of beide stempels van een paar niet geheel zijn uitgetrokken, wordt
de steunwijdte gereduceerd. Dit reduceert de stabiliteit van de hoogwerker. De
stabiliteit van de truck is afhankelijk van het bruto gewicht van het voertuig, de
stevigheid van de bodem, helling van de bodem, gewicht in het platform, en de
spreiding van de stempels (wanneer aanwezig). Deze factoren kunnen sterk
variëren, dus dient men voorzichtig te zijn terwijl men leert wat de eenheid op
veilige wijze aankan.
5.
Plaats voldoende kegels of afzettingen om de grenzen van de werkplek te
markeren en voetgangers en bestuurders te waarschuwen. Werk nooit buiten de
afzettingen.
4-1-3